almacht
Dutch (Brabantic)
/ˈɑl.mɑxt/
noun
Definitions
- omnipotence
Etymology
Compound from Dutch, Flemish al (all, already, everything, omni-) + Dutch, Flemish macht (power, might, force, potence).
Origin
Dutch (Brabantic)
macht
Gloss
power, might, force, potence
Concept
Semantic Field
Social and political relations
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
力
Emoji
🏋️ 💡
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- al Dutch, Flemish
- albedil Dutch, Flemish
- aldaar Dutch, Flemish
- aldra Dutch, Flemish
- aldus Dutch, Flemish
- algeheel Dutch, Flemish
- alhoewel Dutch, Flemish
- allang Dutch, Flemish
- alleen Dutch, Flemish
- allicht Dutch, Flemish
- almaar Dutch, Flemish
- almachtig Dutch, Flemish
- aloud Dutch, Flemish
- alras Dutch, Flemish
- alsmaar Dutch, Flemish
- altemet Dutch, Flemish
- altezamen Dutch, Flemish
- althans Dutch, Flemish
- altijd Dutch, Flemish
- altoos Dutch, Flemish
- alvermogen Dutch, Flemish
- alvlees Dutch, Flemish
- alvorens Dutch, Flemish
- alweer Dutch, Flemish
- alwetend Dutch, Flemish
- alwijs Dutch, Flemish
- alzo Dutch, Flemish
- bedilal Dutch, Flemish
- bemoeial Dutch, Flemish
- breekal Dutch, Flemish
- desalniettemin Dutch, Flemish
- durfal Dutch, Flemish
- geheelal Dutch, Flemish
- grootmacht Dutch, Flemish
- heelal Dutch, Flemish
- hoofdmacht Dutch, Flemish
- interventiemacht Dutch, Flemish
- invasiemacht Dutch, Flemish
- kernmacht Dutch, Flemish
- krijgsmacht Dutch, Flemish
- luchtmacht Dutch, Flemish
- macht Dutch, Flemish
- machteloos Dutch, Flemish
- machtig Dutch, Flemish
- machtsbelust Dutch, Flemish
- machtsfactor Dutch, Flemish
- machtsmisbruik Dutch, Flemish
- machtsovernemer Dutch, Flemish
- machtspartij Dutch, Flemish
- machtssfeer Dutch, Flemish
- machtsstrijd Dutch, Flemish
- machtsvacuüm Dutch, Flemish
- machtsverheffen Dutch, Flemish
- machtsverheffing Dutch, Flemish
- machtsvertoon Dutch, Flemish
- machtswellust Dutch, Flemish
- meestal Dutch, Flemish
- onmacht Dutch, Flemish
- overmacht Dutch, Flemish
- rechtsmacht Dutch, Flemish
- supermacht Dutch, Flemish
- troepenmacht Dutch, Flemish
- verdedigingsmacht Dutch, Flemish
- volmacht Dutch, Flemish
- vraagal Dutch, Flemish
- vredesmacht Dutch, Flemish
- weeral Dutch, Flemish
- weermacht Dutch, Flemish
- weetal Dutch, Flemish
- wereldmacht Dutch, Flemish
- zeemacht Dutch, Flemish
- al Middle Dutch
- almechtich Middle Dutch
- macht Middle Dutch
- al Afrikaans
- al
- alzo
- aldra
- macht
- alras
- aloud
- aldus
- altoos
- alleen
- heelal
- alwijs
- alweer
- aldaar
- durfal
- altijd
- weeral
- allang
- weetal
- almaar
- allicht
- albedil
- meestal
- alvlees
- vraagal
- machtig
- bedilal
- althans
- onmacht
- altemet
- breekal
- alsmaar
- zeemacht
- algeheel
- alhoewel
- alvorens
- bemoeial
- alwetend
- volmacht
- geheelal
- kernmacht
- almachtig
- weermacht
- altezamen
- overmacht
- grootmacht
- hoofdmacht
- luchtmacht
- alvermogen
- supermacht
- machteloos
- wereldmacht
- rechtsmacht
- machtssfeer
- krijgsmacht
- vredesmacht
- troepenmacht
- machtsbelust
- machtsfactor
- machtsvacuüm
- machtspartij
- machtsstrijd
- invasiemacht
- machtswellust
- machtsvertoon
- desalniettemin
- machtsmisbruik
- machtsverheffen
- machtsovernemer
- interventiemacht
- machtsverheffing
- verdedigingsmacht