volmacht
Dutch (Brabantic)
/ˈvɔl.mɑxt/
noun
Definitions
- plenipotence, full authority or power
- power of attorney
Etymology
Inherited from Middle Dutch volmacht compound from Dutch, Flemish vol (full, fully, -ful) + Dutch, Flemish macht (power, might, force, potence).
Origin
Dutch (Brabantic)
macht
Gloss
power, might, force, potence
Concept
Semantic Field
Social and political relations
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
力
Emoji
🏋️ 💡
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- almacht Dutch, Flemish
- bomvol Dutch, Flemish
- boordevol Dutch, Flemish
- eivol Dutch, Flemish
- fantasievol Dutch, Flemish
- grootmacht Dutch, Flemish
- hoofdmacht Dutch, Flemish
- interventiemacht Dutch, Flemish
- invasiemacht Dutch, Flemish
- jammervol Dutch, Flemish
- kernmacht Dutch, Flemish
- krijgsmacht Dutch, Flemish
- luchtmacht Dutch, Flemish
- macht Dutch, Flemish
- machteloos Dutch, Flemish
- machtig Dutch, Flemish
- machtsbelust Dutch, Flemish
- machtsfactor Dutch, Flemish
- machtsmisbruik Dutch, Flemish
- machtsovernemer Dutch, Flemish
- machtspartij Dutch, Flemish
- machtssfeer Dutch, Flemish
- machtsstrijd Dutch, Flemish
- machtsvacuüm Dutch, Flemish
- machtsverheffen Dutch, Flemish
- machtsverheffing Dutch, Flemish
- machtsvertoon Dutch, Flemish
- machtswellust Dutch, Flemish
- mudjevol Dutch, Flemish
- mudvol Dutch, Flemish
- onmacht Dutch, Flemish
- overmacht Dutch, Flemish
- overvol Dutch, Flemish
- propvol Dutch, Flemish
- rechtsmacht Dutch, Flemish
- supermacht Dutch, Flemish
- troepenmacht Dutch, Flemish
- verdedigingsmacht Dutch, Flemish
- vol Dutch, Flemish
- volbloed Dutch, Flemish
- volcontinu Dutch, Flemish
- volgieten Dutch, Flemish
- volkorenbrood Dutch, Flemish
- volkorenmeel Dutch, Flemish
- volladen Dutch, Flemish
- vollopen Dutch, Flemish
- volmaken Dutch, Flemish
- volproppen Dutch, Flemish
- volschenken Dutch, Flemish
- volschieten Dutch, Flemish
- volslank Dutch, Flemish
- voltallig Dutch, Flemish
- voltijds Dutch, Flemish
- voltreffer Dutch, Flemish
- volwaardig Dutch, Flemish
- volzin Dutch, Flemish
- volzuigen Dutch, Flemish
- vredesmacht Dutch, Flemish
- weermacht Dutch, Flemish
- wereldmacht Dutch, Flemish
- zeemacht Dutch, Flemish
- pol Indonesian
- polmah Indonesian
- macht Middle Dutch
- vol Middle Dutch
- volmacht Middle Dutch
- vol Afrikaans
- vol
- macht
- eivol
- bomvol
- mudvol
- volzin
- almacht
- machtig
- onmacht
- propvol
- overvol
- volslank
- zeemacht
- mudjevol
- volbloed
- volmaken
- voltijds
- volladen
- vollopen
- kernmacht
- jammervol
- volgieten
- boordevol
- weermacht
- voltallig
- overmacht
- volzuigen
- grootmacht
- volcontinu
- hoofdmacht
- luchtmacht
- voltreffer
- volproppen
- supermacht
- volwaardig
- machteloos
- wereldmacht
- rechtsmacht
- fantasievol
- volschieten
- volschenken
- machtssfeer
- krijgsmacht
- vredesmacht
- troepenmacht
- machtsbelust
- machtsfactor
- machtsvacuüm
- volkorenmeel
- machtspartij
- machtsstrijd
- invasiemacht
- machtswellust
- machtsvertoon
- volkorenbrood
- machtsmisbruik
- machtsverheffen
- machtsovernemer
- interventiemacht
- machtsverheffing
- verdedigingsmacht