groothandel
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- wholesale (business)
Etymology
Compound from Dutch, Flemish groot (big, great, large, grand, grand-, stour, adult) + Dutch, Flemish handel (trade, business, commerce, enterprise).
Origin
Dutch (Brabantic)
handel
Gloss
trade, business, commerce, enterprise
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Action/Process
Kanji
商, 貿
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Grootoosten Dutch, Flemish
- actiehandel Dutch, Flemish
- actiënhandel Dutch, Flemish
- beurshandel Dutch, Flemish
- boekhandel Dutch, Flemish
- detailhandel Dutch, Flemish
- emissiehandel Dutch, Flemish
- geldhandel Dutch, Flemish
- groot Dutch, Flemish
- grootbrengen Dutch, Flemish
- grootcommandeur Dutch, Flemish
- grootduizend Dutch, Flemish
- grootgrondbezitter Dutch, Flemish
- grootgrutter Dutch, Flemish
- grootheid Dutch, Flemish
- groothoeklens Dutch, Flemish
- groothonderd Dutch, Flemish
- grootindustrieel Dutch, Flemish
- grootkapitaal Dutch, Flemish
- grootmacht Dutch, Flemish
- grootmeester Dutch, Flemish
- grootmoedig Dutch, Flemish
- grootoorkitvos Dutch, Flemish
- grootoorvos Dutch, Flemish
- grootschalig Dutch, Flemish
- grootstad Dutch, Flemish
- grootte Dutch, Flemish
- grootvee Dutch, Flemish
- grootvorst Dutch, Flemish
- grootvorstendom Dutch, Flemish
- grootvorstin Dutch, Flemish
- grootzeil Dutch, Flemish
- grootzwaard Dutch, Flemish
- handel Dutch, Flemish
- handelsafgunst Dutch, Flemish
- handelsbetrekking Dutch, Flemish
- handelsembargo Dutch, Flemish
- handelsgenoot Dutch, Flemish
- handelsgewas Dutch, Flemish
- handelsmerk Dutch, Flemish
- handelsnatie Dutch, Flemish
- handelsnederzetting Dutch, Flemish
- handelsoorlog Dutch, Flemish
- handelspartner Dutch, Flemish
- handelspost Dutch, Flemish
- handelsschip Dutch, Flemish
- handelsstad Dutch, Flemish
- handelsvaart Dutch, Flemish
- handelsverkeer Dutch, Flemish
- handelsvloot Dutch, Flemish
- handelswaar Dutch, Flemish
- kinderhandel Dutch, Flemish
- kleinhandel Dutch, Flemish
- koehandel Dutch, Flemish
- koeienhandel Dutch, Flemish
- kunsthandel Dutch, Flemish
- mensenhandel Dutch, Flemish
- middelgroot Dutch, Flemish
- morshandel Dutch, Flemish
- overgroot- Dutch, Flemish
- slavenhandel Dutch, Flemish
- sluikhandel Dutch, Flemish
- vrijhandel Dutch, Flemish
- vrouwenhandel Dutch, Flemish
- wapenhandel Dutch, Flemish
- wereldhandel Dutch, Flemish
- windhandel Dutch, Flemish
- grôot Middle Dutch
- groot Afrikaans
- groot
- handel
- grootte
- grootvee
- grootheid
- grootstad
- grootzeil
- koehandel
- grootmacht
- grootvorst
- morshandel
- geldhandel
- boekhandel
- vrijhandel
- windhandel
- overgroot-
- handelswaar
- handelsmerk
- handelspost
- grootmoedig
- wapenhandel
- actiehandel
- handelsstad
- kunsthandel
- grootzwaard
- beurshandel
- Grootoosten
- sluikhandel
- middelgroot
- grootoorvos
- kleinhandel
- groothonderd
- handelsschip
- detailhandel
- grootgrutter
- handelsnatie
- handelsgewas
- grootvorstin
- handelsvloot
- grootbrengen
- actiënhandel
- koeienhandel
- grootduizend
- handelsvaart
- grootmeester
- slavenhandel
- grootschalig
- mensenhandel
- kinderhandel
- wereldhandel
- handelsgenoot
- vrouwenhandel
- emissiehandel
- groothoeklens
- handelsoorlog
- grootkapitaal
- handelsembargo
- handelspartner
- handelsafgunst
- grootoorkitvos
- handelsverkeer
- grootvorstendom
- grootcommandeur
- grootindustrieel
- handelsbetrekking
- grootgrondbezitter
- handelsnederzetting