krijgsmacht
Dutch (Brabantic)
/ˈkrɛi̯xs.mɑxt/
noun
Definitions
- armed forces
Etymology
Compound from Dutch, Flemish krijg (war, battle) + Dutch, Flemish macht (power, might, force, potence).
Origin
Dutch (Brabantic)
macht
Gloss
power, might, force, potence
Concept
Semantic Field
Social and political relations
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
力
Emoji
🏋️ 💡
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- almacht Dutch, Flemish
- burgerkrijg Dutch, Flemish
- grootmacht Dutch, Flemish
- hoofdmacht Dutch, Flemish
- interventiemacht Dutch, Flemish
- invasiemacht Dutch, Flemish
- kernmacht Dutch, Flemish
- krijg Dutch, Flemish
- krijger Dutch, Flemish
- krijgsbuit Dutch, Flemish
- krijgsgerecht Dutch, Flemish
- krijgsgevangen Dutch, Flemish
- krijgsgevangene Dutch, Flemish
- krijgsgevangenschap Dutch, Flemish
- krijgsgod Dutch, Flemish
- krijgsgodin Dutch, Flemish
- krijgshaftig Dutch, Flemish
- krijgshamer Dutch, Flemish
- krijgsheer Dutch, Flemish
- krijgsman Dutch, Flemish
- krijgsraad Dutch, Flemish
- krijgstocht Dutch, Flemish
- krijgsverrichting Dutch, Flemish
- luchtmacht Dutch, Flemish
- macht Dutch, Flemish
- machteloos Dutch, Flemish
- machtig Dutch, Flemish
- machtsbelust Dutch, Flemish
- machtsfactor Dutch, Flemish
- machtsmisbruik Dutch, Flemish
- machtsovernemer Dutch, Flemish
- machtspartij Dutch, Flemish
- machtssfeer Dutch, Flemish
- machtsstrijd Dutch, Flemish
- machtsvacuüm Dutch, Flemish
- machtsverheffen Dutch, Flemish
- machtsverheffing Dutch, Flemish
- machtsvertoon Dutch, Flemish
- machtswellust Dutch, Flemish
- onmacht Dutch, Flemish
- overmacht Dutch, Flemish
- rechtsmacht Dutch, Flemish
- supermacht Dutch, Flemish
- troepenmacht Dutch, Flemish
- verdedigingsmacht Dutch, Flemish
- volmacht Dutch, Flemish
- vredesmacht Dutch, Flemish
- weermacht Dutch, Flemish
- wereldkrijg Dutch, Flemish
- wereldmacht Dutch, Flemish
- zeemacht Dutch, Flemish
- crijch Middle Dutch
- macht Middle Dutch
- krijg
- macht
- almacht
- onmacht
- machtig
- krijger
- zeemacht
- volmacht
- weermacht
- krijgsgod
- kernmacht
- krijgsman
- overmacht
- grootmacht
- krijgsheer
- krijgsraad
- supermacht
- krijgsbuit
- hoofdmacht
- machteloos
- luchtmacht
- wereldmacht
- wereldkrijg
- machtssfeer
- burgerkrijg
- rechtsmacht
- krijgsgodin
- krijgstocht
- krijgshamer
- vredesmacht
- troepenmacht
- krijgshaftig
- machtsbelust
- machtspartij
- machtsstrijd
- machtsfactor
- machtsvacuüm
- invasiemacht
- machtsvertoon
- machtswellust
- krijgsgerecht
- krijgsgevangen
- machtsmisbruik
- machtsverheffen
- machtsovernemer
- krijgsgevangene
- interventiemacht
- machtsverheffing
- verdedigingsmacht
- krijgsverrichting
- krijgsgevangenschap