grootmoedig
Dutch (Brabantic)
adj
Definitions
- magnanimous
Etymology
Compound from Dutch, Flemish groot (big, great, large, grand, grand-, stour, adult) + Dutch, Flemish moedig (tempered, brave).
Origin
Dutch (Brabantic)
moedig
Gloss
tempered, brave
Concept
Semantic Field
Emotions and values
Ontological Category
Property
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Grootoosten Dutch, Flemish
- aanmoedigen Dutch, Flemish
- groot Dutch, Flemish
- grootbrengen Dutch, Flemish
- grootcommandeur Dutch, Flemish
- grootduizend Dutch, Flemish
- grootgrondbezitter Dutch, Flemish
- grootgrutter Dutch, Flemish
- groothandel Dutch, Flemish
- grootheid Dutch, Flemish
- groothoeklens Dutch, Flemish
- groothonderd Dutch, Flemish
- grootindustrieel Dutch, Flemish
- grootkapitaal Dutch, Flemish
- grootmacht Dutch, Flemish
- grootmeester Dutch, Flemish
- grootoorkitvos Dutch, Flemish
- grootoorvos Dutch, Flemish
- grootschalig Dutch, Flemish
- grootstad Dutch, Flemish
- grootte Dutch, Flemish
- grootvee Dutch, Flemish
- grootvorst Dutch, Flemish
- grootvorstendom Dutch, Flemish
- grootvorstin Dutch, Flemish
- grootzeil Dutch, Flemish
- grootzwaard Dutch, Flemish
- middelgroot Dutch, Flemish
- moed Dutch, Flemish
- moedig Dutch, Flemish
- overgroot- Dutch, Flemish
- stoutmoedig Dutch, Flemish
- grôot Middle Dutch
- moedich Middle Dutch
- groot Afrikaans
- moed
- groot
- moedig
- grootte
- grootvee
- grootstad
- grootheid
- grootzeil
- grootmacht
- grootvorst
- overgroot-
- stoutmoedig
- aanmoedigen
- groothandel
- grootzwaard
- Grootoosten
- middelgroot
- grootoorvos
- groothonderd
- grootgrutter
- grootvorstin
- grootmeester
- grootschalig
- grootbrengen
- grootduizend
- groothoeklens
- grootkapitaal
- grootoorkitvos
- grootvorstendom
- grootcommandeur
- grootindustrieel
- grootgrondbezitter