machtsmisbruik
Dutch (Brabantic)
/ˈmɑxts.mɪsˌbrœy̯k/
noun
Definitions
- abuse of power
Etymology
Compound from Dutch, Flemish macht (power, might, force, potence) + Dutch, Flemish misbruik.
Origin
Dutch (Brabantic)
misbruik
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- alcoholmisbruik Dutch, Flemish
- almacht Dutch, Flemish
- bruik Dutch, Flemish
- drugsmisbruik Dutch, Flemish
- grootmacht Dutch, Flemish
- hoofdmacht Dutch, Flemish
- interventiemacht Dutch, Flemish
- invasiemacht Dutch, Flemish
- kernmacht Dutch, Flemish
- kindermisbruik Dutch, Flemish
- krijgsmacht Dutch, Flemish
- luchtmacht Dutch, Flemish
- macht Dutch, Flemish
- machteloos Dutch, Flemish
- machtig Dutch, Flemish
- machtsbelust Dutch, Flemish
- machtsfactor Dutch, Flemish
- machtsovernemer Dutch, Flemish
- machtspartij Dutch, Flemish
- machtssfeer Dutch, Flemish
- machtsstrijd Dutch, Flemish
- machtsvacuüm Dutch, Flemish
- machtsverheffen Dutch, Flemish
- machtsverheffing Dutch, Flemish
- machtsvertoon Dutch, Flemish
- machtswellust Dutch, Flemish
- misbruik Dutch, Flemish
- misbruikster Dutch, Flemish
- onmacht Dutch, Flemish
- overmacht Dutch, Flemish
- rechtsmacht Dutch, Flemish
- supermacht Dutch, Flemish
- troepenmacht Dutch, Flemish
- verdedigingsmacht Dutch, Flemish
- volmacht Dutch, Flemish
- vredesmacht Dutch, Flemish
- weermacht Dutch, Flemish
- wereldmacht Dutch, Flemish
- zeemacht Dutch, Flemish
- macht Middle Dutch
- misbruuc Middle Dutch
- bruik
- macht
- almacht
- machtig
- onmacht
- zeemacht
- volmacht
- misbruik
- kernmacht
- weermacht
- overmacht
- grootmacht
- hoofdmacht
- luchtmacht
- supermacht
- machteloos
- wereldmacht
- rechtsmacht
- machtssfeer
- krijgsmacht
- vredesmacht
- misbruikster
- troepenmacht
- machtsbelust
- machtsfactor
- machtsvacuüm
- machtspartij
- machtsstrijd
- invasiemacht
- drugsmisbruik
- machtswellust
- machtsvertoon
- kindermisbruik
- alcoholmisbruik
- machtsverheffen
- machtsovernemer
- interventiemacht
- machtsverheffing
- verdedigingsmacht