groothonderd
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- (historical) great hundred; 10 dozen, 120
Etymology
Compound from Dutch, Flemish groot (big, great, large, grand, grand-, stour, adult) + Dutch, Flemish honderd (hundred).
Origin
Dutch (Brabantic)
honderd
Gloss
hundred
Concept
Semantic Field
Quantity
Ontological Category
Number
Emoji
đŸ’¯
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Grootoosten Dutch, Flemish
- achthonderd Dutch, Flemish
- groot Dutch, Flemish
- grootbrengen Dutch, Flemish
- grootcommandeur Dutch, Flemish
- grootduizend Dutch, Flemish
- grootgrondbezitter Dutch, Flemish
- grootgrutter Dutch, Flemish
- groothandel Dutch, Flemish
- grootheid Dutch, Flemish
- groothoeklens Dutch, Flemish
- grootindustrieel Dutch, Flemish
- grootkapitaal Dutch, Flemish
- grootmacht Dutch, Flemish
- grootmeester Dutch, Flemish
- grootmoedig Dutch, Flemish
- grootoorkitvos Dutch, Flemish
- grootoorvos Dutch, Flemish
- grootschalig Dutch, Flemish
- grootstad Dutch, Flemish
- grootte Dutch, Flemish
- grootvee Dutch, Flemish
- grootvorst Dutch, Flemish
- grootvorstendom Dutch, Flemish
- grootvorstin Dutch, Flemish
- grootzeil Dutch, Flemish
- grootzwaard Dutch, Flemish
- honderd Dutch, Flemish
- honderdman Dutch, Flemish
- middelgroot Dutch, Flemish
- overgroot- Dutch, Flemish
- tweehonderd Dutch, Flemish
- zeshonderd Dutch, Flemish
- zevenhonderd Dutch, Flemish
- grĂ´ot Middle Dutch
- hondert Middle Dutch
- groot Afrikaans
- honderd Afrikaans
- groot
- grootte
- honderd
- grootvee
- grootheid
- grootstad
- grootzeil
- grootmacht
- grootvorst
- honderdman
- zeshonderd
- overgroot-
- groothandel
- grootmoedig
- tweehonderd
- grootzwaard
- Grootoosten
- middelgroot
- grootoorvos
- achthonderd
- grootgrutter
- grootvorstin
- grootbrengen
- grootduizend
- grootmeester
- grootschalig
- zevenhonderd
- groothoeklens
- grootkapitaal
- grootoorkitvos
- grootvorstendom
- grootcommandeur
- grootindustrieel
- grootgrondbezitter