weerbom
Dutch (Brabantic)
/ˈʋeːr.bɔm/
noun
Definitions
- (meteorology) sudden heavy storm caused by a precipitous drop in pressure in a depression
Etymology
Compound from Dutch, Flemish weer (weather, again, back, defence, man, were, counter, unweather, resistance, defense, against) + Dutch, Flemish bom (bomb, bung).
Origin
Dutch (Brabantic)
bom
Gloss
bomb, bung
Concept
Semantic Field
Modern world
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
爆
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- alweer Dutch, Flemish
- atoombom Dutch, Flemish
- autobom Dutch, Flemish
- bermbom Dutch, Flemish
- bom Dutch, Flemish
- bomaanslag Dutch, Flemish
- bombeen Dutch, Flemish
- bombrief Dutch, Flemish
- bommelding Dutch, Flemish
- bommenwerper Dutch, Flemish
- bomvliegtuig Dutch, Flemish
- bomvol Dutch, Flemish
- bomvrij Dutch, Flemish
- borstweer Dutch, Flemish
- brandbom Dutch, Flemish
- brandweer Dutch, Flemish
- clusterbom Dutch, Flemish
- dieptebom Dutch, Flemish
- grensweer Dutch, Flemish
- homobom Dutch, Flemish
- hondenweer Dutch, Flemish
- hormonenbom Dutch, Flemish
- kernbom Dutch, Flemish
- kneedbom Dutch, Flemish
- kwakkelweer Dutch, Flemish
- landweer Dutch, Flemish
- luchtbom Dutch, Flemish
- mortierbom Dutch, Flemish
- napalmbom Dutch, Flemish
- neutronenbom Dutch, Flemish
- noodweer Dutch, Flemish
- onweer Dutch, Flemish
- pokkenweer Dutch, Flemish
- rookbom Dutch, Flemish
- sneeuwbom Dutch, Flemish
- stinkbom Dutch, Flemish
- strandweer Dutch, Flemish
- testosteronbom Dutch, Flemish
- tijdbom Dutch, Flemish
- vatbom Dutch, Flemish
- vatenbom Dutch, Flemish
- vliegtuigbom Dutch, Flemish
- vriesweer Dutch, Flemish
- waterbom Dutch, Flemish
- waterstofbom Dutch, Flemish
- weer Dutch, Flemish
- weeral Dutch, Flemish
- weerbeer Dutch, Flemish
- weerbericht Dutch, Flemish
- weerbestendig Dutch, Flemish
- weergeld Dutch, Flemish
- weergeven Dutch, Flemish
- weerglans Dutch, Flemish
- weerhaak Dutch, Flemish
- weerhaan Dutch, Flemish
- weerjaguar Dutch, Flemish
- weerkaart Dutch, Flemish
- weerklank Dutch, Flemish
- weerkunde Dutch, Flemish
- weerloos Dutch, Flemish
- weerman Dutch, Flemish
- weerpluim Dutch, Flemish
- weersomstandigheid Dutch, Flemish
- weerssituatie Dutch, Flemish
- weerstation Dutch, Flemish
- weersverwachting Dutch, Flemish
- weersvoorspelling Dutch, Flemish
- weervast Dutch, Flemish
- weervrouw Dutch, Flemish
- weerwolf Dutch, Flemish
- bombe French
- *wiþra Proto-Germanic
- bom Indonesian
- bom Afrikaans
- brandweer Afrikaans
- bom
- weer
- bomvol
- weeral
- alweer
- onweer
- vatbom
- homobom
- autobom
- weerman
- bombeen
- tijdbom
- bomvrij
- rookbom
- bermbom
- kernbom
- weerwolf
- landweer
- brandbom
- kneedbom
- stinkbom
- weerloos
- bombrief
- noodweer
- weervast
- vatenbom
- atoombom
- weerbeer
- weergeld
- luchtbom
- weerhaan
- weerhaak
- waterbom
- weerpluim
- weerkaart
- weervrouw
- dieptebom
- weergeven
- brandweer
- weerkunde
- sneeuwbom
- napalmbom
- weerklank
- borstweer
- grensweer
- vriesweer
- weerglans
- clusterbom
- hondenweer
- pokkenweer
- bomaanslag
- strandweer
- weerjaguar
- bommelding
- mortierbom
- weerstation
- weerbericht
- hormonenbom
- kwakkelweer
- neutronenbom
- vliegtuigbom
- bommenwerper
- bomvliegtuig
- waterstofbom
- weerbestendig
- weerssituatie
- testosteronbom
- weersverwachting
- weersvoorspelling
- weersomstandigheid