strandweer
Dutch (Brabantic)
/ˈstrɑnt.ʋeːr/
noun
Definitions
- pleasant weather that makes people (want to) go to the beach
Etymology
Compound from Dutch, Flemish strand (beach, strand) + Dutch, Flemish weer (weather, again, back, defence, man, were, counter, unweather, resistance, defense, against).
Origin
Dutch (Brabantic)
weer
Gloss
weather, again, back, defence, man, were, counter, unweather, resistance, defense, against
Concept
Semantic Field
The physical world
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
男, 夫, 士
Emoji
☁️ ⛅️ ⛈️ ❄️ 🌡️ 🌤️ 🌥️ 🌦️ 🌧️ 🌨️ 🌩️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- alweer Dutch, Flemish
- borstweer Dutch, Flemish
- brandweer Dutch, Flemish
- grensweer Dutch, Flemish
- hondenweer Dutch, Flemish
- kiezelstrand Dutch, Flemish
- kwakkelweer Dutch, Flemish
- landweer Dutch, Flemish
- naaktstrand Dutch, Flemish
- noodweer Dutch, Flemish
- onweer Dutch, Flemish
- pokkenweer Dutch, Flemish
- stadsstrand Dutch, Flemish
- strand Dutch, Flemish
- strandbal Dutch, Flemish
- strandjut Dutch, Flemish
- strandjutter Dutch, Flemish
- strandkrab Dutch, Flemish
- strandleeuwerik Dutch, Flemish
- strandloper Dutch, Flemish
- strandmeer Dutch, Flemish
- strandpaal Dutch, Flemish
- strandpaviljoen Dutch, Flemish
- strandplevier Dutch, Flemish
- strandpluvier Dutch, Flemish
- strandstoel Dutch, Flemish
- strandvond Dutch, Flemish
- strandwacht Dutch, Flemish
- strandwolf Dutch, Flemish
- vriesweer Dutch, Flemish
- weer Dutch, Flemish
- weeral Dutch, Flemish
- weerbeer Dutch, Flemish
- weerbericht Dutch, Flemish
- weerbestendig Dutch, Flemish
- weerbom Dutch, Flemish
- weergeld Dutch, Flemish
- weergeven Dutch, Flemish
- weerglans Dutch, Flemish
- weerhaak Dutch, Flemish
- weerhaan Dutch, Flemish
- weerjaguar Dutch, Flemish
- weerkaart Dutch, Flemish
- weerklank Dutch, Flemish
- weerkunde Dutch, Flemish
- weerloos Dutch, Flemish
- weerman Dutch, Flemish
- weerpluim Dutch, Flemish
- weersomstandigheid Dutch, Flemish
- weerssituatie Dutch, Flemish
- weerstation Dutch, Flemish
- weersverwachting Dutch, Flemish
- weersvoorspelling Dutch, Flemish
- weervast Dutch, Flemish
- weervrouw Dutch, Flemish
- weerwolf Dutch, Flemish
- zandstrand Dutch, Flemish
- *wiþra Proto-Germanic
- strant Middle Dutch
- brandweer Afrikaans
- strand Afrikaans
- weer
- weeral
- strand
- alweer
- onweer
- weerman
- weerbom
- weerwolf
- landweer
- weerloos
- noodweer
- weervast
- weerbeer
- weergeld
- weerhaan
- weerhaak
- weerpluim
- weerkaart
- weervrouw
- weergeven
- weerkunde
- brandweer
- borstweer
- weerklank
- strandjut
- grensweer
- vriesweer
- weerglans
- strandbal
- hondenweer
- strandkrab
- strandvond
- pokkenweer
- weerjaguar
- strandmeer
- strandpaal
- zandstrand
- strandwolf
- strandstoel
- strandwacht
- naaktstrand
- weerstation
- weerbericht
- stadsstrand
- strandloper
- kwakkelweer
- strandjutter
- kiezelstrand
- strandpluvier
- strandplevier
- weerbestendig
- weerssituatie
- strandpaviljoen
- strandleeuwerik
- weersverwachting
- weersvoorspelling
- weersomstandigheid