naamval
Dutch (Brabantic)
/ˈnaːm.vɑl/
noun
Definitions
- (grammar) case
Etymology
Compound from Dutch, Flemish naam (name, noun, nominal) + Dutch, Flemish val (fall, trap, drop, catfish, case).
Origin
Dutch (Brabantic)
val
Gloss
fall, trap, drop, catfish, case
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Kanji
鯰
Emoji
🌠 🌧️ 🌨️ 🍁 🍂 🦔
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanval Dutch, Flemish
- achternaam Dutch, Flemish
- afval Dutch, Flemish
- artiestennaam Dutch, Flemish
- avondval Dutch, Flemish
- bijnaam Dutch, Flemish
- boekennaam Dutch, Flemish
- bouwval Dutch, Flemish
- buitenspelval Dutch, Flemish
- cameraval Dutch, Flemish
- carnavalsnaam Dutch, Flemish
- deknaam Dutch, Flemish
- doopnaam Dutch, Flemish
- eigennaam Dutch, Flemish
- familienaam Dutch, Flemish
- gelijknamig Dutch, Flemish
- geuzennaam Dutch, Flemish
- koosnaam Dutch, Flemish
- landnaam Dutch, Flemish
- landsnaam Dutch, Flemish
- liquiditeitsval Dutch, Flemish
- maandnaam Dutch, Flemish
- meerval Dutch, Flemish
- muizenval Dutch, Flemish
- muizeval Dutch, Flemish
- naam Dutch, Flemish
- naambord Dutch, Flemish
- naamchristen Dutch, Flemish
- naamdag Dutch, Flemish
- naamdrager Dutch, Flemish
- naamgenoot Dutch, Flemish
- naamgever Dutch, Flemish
- naamloos Dutch, Flemish
- naamvers Dutch, Flemish
- naamwaarde Dutch, Flemish
- naamwoord Dutch, Flemish
- nachtval Dutch, Flemish
- overval Dutch, Flemish
- persoonsnaam Dutch, Flemish
- plaatsnaam Dutch, Flemish
- regenval Dutch, Flemish
- roepnaam Dutch, Flemish
- schuilnaam Dutch, Flemish
- sneeuwval Dutch, Flemish
- soortnaam Dutch, Flemish
- straatnaam Dutch, Flemish
- terugval Dutch, Flemish
- toeristenval Dutch, Flemish
- toeval Dutch, Flemish
- tongval Dutch, Flemish
- troetelnaam Dutch, Flemish
- uitval Dutch, Flemish
- val Dutch, Flemish
- valavond Dutch, Flemish
- valkuil Dutch, Flemish
- valscherm Dutch, Flemish
- valstrik Dutch, Flemish
- valuur Dutch, Flemish
- vleinaam Dutch, Flemish
- voornaamwoord Dutch, Flemish
- voorval Dutch, Flemish
- waterval Dutch, Flemish
- werkloosheidsval Dutch, Flemish
- nama lengkap Indonesian
- name Middle Dutch
- naam Afrikaans
- waterval Afrikaans
- val
- naam
- afval
- toeval
- aanval
- valuur
- uitval
- bouwval
- meerval
- bijnaam
- overval
- naamdag
- valkuil
- voorval
- tongval
- deknaam
- terugval
- naamloos
- regenval
- waterval
- avondval
- koosnaam
- landnaam
- nachtval
- roepnaam
- valavond
- naamvers
- doopnaam
- vleinaam
- muizeval
- naambord
- valstrik
- eigennaam
- maandnaam
- muizenval
- landsnaam
- naamwoord
- cameraval
- valscherm
- soortnaam
- naamgever
- sneeuwval
- boekennaam
- naamgenoot
- naamdrager
- naamwaarde
- straatnaam
- geuzennaam
- schuilnaam
- achternaam
- plaatsnaam
- troetelnaam
- familienaam
- gelijknamig
- persoonsnaam
- toeristenval
- naamchristen
- buitenspelval
- voornaamwoord
- carnavalsnaam
- artiestennaam
- liquiditeitsval
- werkloosheidsval