handelsvaart
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- merchant shipping
Etymology
Compound from Dutch, Flemish handel (trade, business, commerce, enterprise) + Dutch, Flemish vaart (navigation, sailing, journey, canal, way, trip, shipping, waterway, travel, going, a canal, a trip by boat).
Origin
Dutch (Brabantic)
vaart
Gloss
navigation, sailing, journey, canal, way, trip, shipping, waterway, travel, going, a canal, a trip by boat
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Kanji
旅
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Hemelvaartsdag Dutch, Flemish
- achteruitvaart Dutch, Flemish
- actiehandel Dutch, Flemish
- actiënhandel Dutch, Flemish
- afvaart Dutch, Flemish
- bedevaart Dutch, Flemish
- beurshandel Dutch, Flemish
- binnenvaart Dutch, Flemish
- boekhandel Dutch, Flemish
- dagvaart Dutch, Flemish
- detailhandel Dutch, Flemish
- emissiehandel Dutch, Flemish
- geldhandel Dutch, Flemish
- groothandel Dutch, Flemish
- handel Dutch, Flemish
- handelsafgunst Dutch, Flemish
- handelsbetrekking Dutch, Flemish
- handelsembargo Dutch, Flemish
- handelsgenoot Dutch, Flemish
- handelsgewas Dutch, Flemish
- handelsmerk Dutch, Flemish
- handelsnatie Dutch, Flemish
- handelsnederzetting Dutch, Flemish
- handelsoorlog Dutch, Flemish
- handelspartner Dutch, Flemish
- handelspost Dutch, Flemish
- handelsschip Dutch, Flemish
- handelsstad Dutch, Flemish
- handelsverkeer Dutch, Flemish
- handelsvloot Dutch, Flemish
- handelswaar Dutch, Flemish
- hemelvaart Dutch, Flemish
- kaapvaart Dutch, Flemish
- kinderhandel Dutch, Flemish
- kleinhandel Dutch, Flemish
- koehandel Dutch, Flemish
- koeienhandel Dutch, Flemish
- kruisvaart Dutch, Flemish
- kunsthandel Dutch, Flemish
- luchtvaart Dutch, Flemish
- mensenhandel Dutch, Flemish
- morshandel Dutch, Flemish
- pleziervaart Dutch, Flemish
- rechtvaardig Dutch, Flemish
- rondvaart Dutch, Flemish
- rotvaart Dutch, Flemish
- ruimtevaart Dutch, Flemish
- scheepvaart Dutch, Flemish
- slavenhandel Dutch, Flemish
- sluikhandel Dutch, Flemish
- snuivervaart Dutch, Flemish
- strijdvaardig Dutch, Flemish
- trekvaart Dutch, Flemish
- vaardig Dutch, Flemish
- vaart Dutch, Flemish
- vrijhandel Dutch, Flemish
- vrouwenhandel Dutch, Flemish
- walvisvaart Dutch, Flemish
- wapenhandel Dutch, Flemish
- welvaart Dutch, Flemish
- wereldhandel Dutch, Flemish
- windhandel Dutch, Flemish
- zeevaart Dutch, Flemish
- couler French
- vāert Middle Dutch
- vaart
- handel
- afvaart
- vaardig
- rotvaart
- dagvaart
- welvaart
- zeevaart
- trekvaart
- rondvaart
- kaapvaart
- bedevaart
- koehandel
- luchtvaart
- morshandel
- kruisvaart
- geldhandel
- boekhandel
- vrijhandel
- windhandel
- hemelvaart
- handelswaar
- groothandel
- handelsmerk
- binnenvaart
- handelspost
- wapenhandel
- actiehandel
- handelsstad
- kunsthandel
- beurshandel
- scheepvaart
- sluikhandel
- kleinhandel
- ruimtevaart
- walvisvaart
- handelsschip
- detailhandel
- handelsnatie
- handelsgewas
- handelsvloot
- actiënhandel
- pleziervaart
- koeienhandel
- snuivervaart
- slavenhandel
- mensenhandel
- kinderhandel
- rechtvaardig
- wereldhandel
- handelsgenoot
- vrouwenhandel
- emissiehandel
- strijdvaardig
- handelsoorlog
- handelsembargo
- handelspartner
- Hemelvaartsdag
- handelsverkeer
- achteruitvaart
- handelsafgunst
- handelsbetrekking
- handelsnederzetting