vrijhandel
Dutch (Brabantic)
/ˈvrɛi̯ˌɦɑn.dəl/
noun
Definitions
- free trade
Etymology
Compound from Dutch, Flemish vrij (free, -less, without, -free, unbound, -proof) + Dutch, Flemish handel (trade, business, commerce, enterprise).
Origin
Dutch (Brabantic)
handel
Gloss
trade, business, commerce, enterprise
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Action/Process
Kanji
商, 貿
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- actiehandel Dutch, Flemish
- actiënhandel Dutch, Flemish
- beurshandel Dutch, Flemish
- boekhandel Dutch, Flemish
- detailhandel Dutch, Flemish
- emissiehandel Dutch, Flemish
- gastvrij Dutch, Flemish
- geldhandel Dutch, Flemish
- groothandel Dutch, Flemish
- handel Dutch, Flemish
- handelsafgunst Dutch, Flemish
- handelsbetrekking Dutch, Flemish
- handelsembargo Dutch, Flemish
- handelsgenoot Dutch, Flemish
- handelsgewas Dutch, Flemish
- handelsmerk Dutch, Flemish
- handelsnatie Dutch, Flemish
- handelsnederzetting Dutch, Flemish
- handelsoorlog Dutch, Flemish
- handelspartner Dutch, Flemish
- handelspost Dutch, Flemish
- handelsschip Dutch, Flemish
- handelsstad Dutch, Flemish
- handelsvaart Dutch, Flemish
- handelsverkeer Dutch, Flemish
- handelsvloot Dutch, Flemish
- handelswaar Dutch, Flemish
- ijsvrij Dutch, Flemish
- kinderhandel Dutch, Flemish
- kleinhandel Dutch, Flemish
- koehandel Dutch, Flemish
- koeienhandel Dutch, Flemish
- kunsthandel Dutch, Flemish
- mensenhandel Dutch, Flemish
- morshandel Dutch, Flemish
- slavenhandel Dutch, Flemish
- sluikhandel Dutch, Flemish
- vogelvrij Dutch, Flemish
- vrij Dutch, Flemish
- vrijaf Dutch, Flemish
- vrijdenker Dutch, Flemish
- vrijgeleide Dutch, Flemish
- vrijgesteld Dutch, Flemish
- vrijgeven Dutch, Flemish
- vrijgevig Dutch, Flemish
- vrijgezel Dutch, Flemish
- vrijhaven Dutch, Flemish
- vrijheid Dutch, Flemish
- vrijkorps Dutch, Flemish
- vrijmaken Dutch, Flemish
- vrijmarkt Dutch, Flemish
- vrijmetselaar Dutch, Flemish
- vrijpion Dutch, Flemish
- vrijplaats Dutch, Flemish
- vrijpleiten Dutch, Flemish
- vrijspraak Dutch, Flemish
- vrijstaat Dutch, Flemish
- vrijstad Dutch, Flemish
- vrijwillig Dutch, Flemish
- vrijzinnig Dutch, Flemish
- vrouwenhandel Dutch, Flemish
- wapenhandel Dutch, Flemish
- wereldhandel Dutch, Flemish
- windhandel Dutch, Flemish
- filibuster Indonesian
- prei Indonesian
- vri Middle Dutch
- vrij
- handel
- vrijaf
- ijsvrij
- gastvrij
- vrijpion
- vrijheid
- vrijstad
- vrijgezel
- vrijgeven
- vrijhaven
- vrijmaken
- vrijmarkt
- vrijkorps
- vrijgevig
- vogelvrij
- vrijstaat
- koehandel
- vrijzinnig
- morshandel
- vrijspraak
- vrijdenker
- vrijwillig
- vrijplaats
- geldhandel
- boekhandel
- windhandel
- handelswaar
- groothandel
- handelsmerk
- handelspost
- vrijgeleide
- vrijgesteld
- vrijpleiten
- wapenhandel
- actiehandel
- handelsstad
- kunsthandel
- beurshandel
- sluikhandel
- kleinhandel
- handelsschip
- detailhandel
- handelsnatie
- handelsgewas
- handelsvloot
- actiënhandel
- koeienhandel
- handelsvaart
- slavenhandel
- mensenhandel
- kinderhandel
- wereldhandel
- handelsgenoot
- vrouwenhandel
- emissiehandel
- handelsoorlog
- vrijmetselaar
- handelsembargo
- handelspartner
- handelsafgunst
- handelsverkeer
- handelsbetrekking
- handelsnederzetting