klaarzetten
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- to set up, put in place (by way of preparation), make ready for use
Etymology
Compound from Dutch, Flemish klaar (ready, clear, finished, clearly) + Dutch, Flemish zetten (set, put, make, insert, typeset, prepare).
Origin
Dutch (Brabantic)
zetten
Gloss
set, put, make, insert, typeset, prepare
Concept
Semantic Field
The physical world
Ontological Category
Action/Process
Emoji
š
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanzetten Dutch, Flemish
- achterzetsel Dutch, Flemish
- afzetten Dutch, Flemish
- bezetten Dutch, Flemish
- bijzetten Dutch, Flemish
- doorzetten Dutch, Flemish
- gevangenzetten Dutch, Flemish
- inzetten Dutch, Flemish
- klaar Dutch, Flemish
- klaarblijkelijk Dutch, Flemish
- klaarkomen Dutch, Flemish
- klaarmaken Dutch, Flemish
- klaarspelen Dutch, Flemish
- klaarstomen Dutch, Flemish
- klaren Dutch, Flemish
- koffiezetapparaat Dutch, Flemish
- neerzetten Dutch, Flemish
- onderzetter Dutch, Flemish
- ontzetten Dutch, Flemish
- openzetten Dutch, Flemish
- opzetten Dutch, Flemish
- overzetten Dutch, Flemish
- rechtzetten Dutch, Flemish
- stopzetten Dutch, Flemish
- terugzetten Dutch, Flemish
- uitzetten Dutch, Flemish
- vastzetten Dutch, Flemish
- verderzetten Dutch, Flemish
- verzetten Dutch, Flemish
- voortzetten Dutch, Flemish
- voorzetten Dutch, Flemish
- wegzetten Dutch, Flemish
- zetfeil Dutch, Flemish
- zetfout Dutch, Flemish
- zetmeel Dutch, Flemish
- zetpil Dutch, Flemish
- zetsel Dutch, Flemish
- zetten Dutch, Flemish
- zonneklaar Dutch, Flemish
- *satjanÄ Proto-Germanic
- *sitjanÄ Proto-Germanic
- clĆ¢er Middle Dutch
- setten Middle Dutch
- klaar Afrikaans
- klari Sranan Tongo
- klaar
- zetpil
- zetten
- klaren
- zetsel
- zetmeel
- zetfeil
- zetfout
- bezetten
- inzetten
- afzetten
- opzetten
- verzetten
- ontzetten
- uitzetten
- aanzetten
- wegzetten
- bijzetten
- voorzetten
- klaarkomen
- zonneklaar
- vastzetten
- openzetten
- doorzetten
- klaarmaken
- overzetten
- neerzetten
- stopzetten
- onderzetter
- terugzetten
- rechtzetten
- klaarspelen
- voortzetten
- klaarstomen
- achterzetsel
- verderzetten
- gevangenzetten
- klaarblijkelijk
- koffiezetapparaat