vastzetten
Dutch (Brabantic)
/ˈvɑstˌsɛ.tə(n)/
verb
Definitions
- (transitive) to fix, to fasten
- (transitive) to affix
- (transitive) to lock up, to jail
Etymology
Affix from Dutch, Flemish vast (fixed, stuck, stable, steady, solid, resistant, secure) + Dutch, Flemish zetten (set, put, make, insert, typeset, prepare).
Origin
Dutch (Brabantic)
zetten
Gloss
set, put, make, insert, typeset, prepare
Concept
Semantic Field
The physical world
Ontological Category
Action/Process
Emoji
📐
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Bijbelvast Dutch, Flemish
- aanzetten Dutch, Flemish
- achterzetsel Dutch, Flemish
- afzetten Dutch, Flemish
- bezetten Dutch, Flemish
- bijzetten Dutch, Flemish
- doorzetten Dutch, Flemish
- gevangenzetten Dutch, Flemish
- honkvast Dutch, Flemish
- inzetten Dutch, Flemish
- klaarzetten Dutch, Flemish
- koffiezetapparaat Dutch, Flemish
- neerzetten Dutch, Flemish
- onderzetter Dutch, Flemish
- ontzetten Dutch, Flemish
- openzetten Dutch, Flemish
- opzetten Dutch, Flemish
- overzetten Dutch, Flemish
- rechtzetten Dutch, Flemish
- rotsvast Dutch, Flemish
- standvastig Dutch, Flemish
- stopzetten Dutch, Flemish
- terugzetten Dutch, Flemish
- uitzetten Dutch, Flemish
- vast Dutch, Flemish
- vastberaden Dutch, Flemish
- vastbijten Dutch, Flemish
- vastgoed Dutch, Flemish
- vasthouden Dutch, Flemish
- vastknopen Dutch, Flemish
- vastlopen Dutch, Flemish
- vastplakken Dutch, Flemish
- vaststellen Dutch, Flemish
- vastvoetig Dutch, Flemish
- vastzitten Dutch, Flemish
- verderzetten Dutch, Flemish
- verzetten Dutch, Flemish
- voortzetten Dutch, Flemish
- voorzetten Dutch, Flemish
- weervast Dutch, Flemish
- wegzetten Dutch, Flemish
- zetfeil Dutch, Flemish
- zetfout Dutch, Flemish
- zetmeel Dutch, Flemish
- zetpil Dutch, Flemish
- zetsel Dutch, Flemish
- zetten Dutch, Flemish
- *satjaną Proto-Germanic
- *sitjaną Proto-Germanic
- setten Middle Dutch
- vast Middle Dutch
- vas Afrikaans
- vast
- zetpil
- zetten
- zetsel
- zetmeel
- zetfeil
- zetfout
- vastgoed
- bezetten
- honkvast
- inzetten
- weervast
- rotsvast
- afzetten
- opzetten
- verzetten
- ontzetten
- uitzetten
- aanzetten
- vastlopen
- wegzetten
- bijzetten
- voorzetten
- vastzitten
- vasthouden
- vastbijten
- openzetten
- vastvoetig
- Bijbelvast
- doorzetten
- vastknopen
- overzetten
- neerzetten
- stopzetten
- onderzetter
- vaststellen
- vastberaden
- terugzetten
- rechtzetten
- voortzetten
- klaarzetten
- vastplakken
- standvastig
- achterzetsel
- verderzetten
- gevangenzetten
- koffiezetapparaat