neerzetten
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- to set down, deposit, put down
Etymology
Compound from Dutch, Flemish neer (down, nether) + Dutch, Flemish zetten (set, put, make, insert, typeset, prepare).
Origin
Dutch (Brabantic)
zetten
Gloss
set, put, make, insert, typeset, prepare
Concept
Semantic Field
The physical world
Ontological Category
Action/Process
Emoji
📐
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanzetten Dutch, Flemish
- achterzetsel Dutch, Flemish
- afzetten Dutch, Flemish
- bezetten Dutch, Flemish
- bijzetten Dutch, Flemish
- doorzetten Dutch, Flemish
- gevangenzetten Dutch, Flemish
- inzetten Dutch, Flemish
- klaarzetten Dutch, Flemish
- koffiezetapparaat Dutch, Flemish
- neer Dutch, Flemish
- neerbuigen Dutch, Flemish
- neerdalen Dutch, Flemish
- neergang Dutch, Flemish
- neergooien Dutch, Flemish
- neerhalen Dutch, Flemish
- neerkijken Dutch, Flemish
- neerleggen Dutch, Flemish
- neerploffen Dutch, Flemish
- neerschieten Dutch, Flemish
- neerschrijven Dutch, Flemish
- neerslaan Dutch, Flemish
- neerslag Dutch, Flemish
- neersteken Dutch, Flemish
- neerstorten Dutch, Flemish
- neerwaarts Dutch, Flemish
- neerzien Dutch, Flemish
- neerzijgen Dutch, Flemish
- onderzetter Dutch, Flemish
- ontzetten Dutch, Flemish
- openzetten Dutch, Flemish
- opzetten Dutch, Flemish
- overzetten Dutch, Flemish
- rechtzetten Dutch, Flemish
- stopzetten Dutch, Flemish
- terugzetten Dutch, Flemish
- uitzetten Dutch, Flemish
- vastzetten Dutch, Flemish
- verderzetten Dutch, Flemish
- verzetten Dutch, Flemish
- voortzetten Dutch, Flemish
- voorzetten Dutch, Flemish
- wegzetten Dutch, Flemish
- zetfeil Dutch, Flemish
- zetfout Dutch, Flemish
- zetmeel Dutch, Flemish
- zetpil Dutch, Flemish
- zetsel Dutch, Flemish
- zetten Dutch, Flemish
- *satjaną Proto-Germanic
- *sitjaną Proto-Germanic
- setten Middle Dutch
- neer
- zetten
- zetsel
- zetpil
- zetfeil
- zetfout
- zetmeel
- neergang
- inzetten
- neerzien
- bezetten
- afzetten
- neerslag
- opzetten
- neerdalen
- aanzetten
- neerslaan
- neerhalen
- verzetten
- uitzetten
- wegzetten
- ontzetten
- bijzetten
- voorzetten
- neerkijken
- neerwaarts
- neerzijgen
- neergooien
- neerleggen
- doorzetten
- neersteken
- neerbuigen
- overzetten
- vastzetten
- openzetten
- stopzetten
- onderzetter
- klaarzetten
- neerploffen
- terugzetten
- rechtzetten
- neerstorten
- voortzetten
- neerschieten
- verderzetten
- achterzetsel
- neerschrijven
- gevangenzetten
- koffiezetapparaat