vissenrijk
Dutch (Brabantic)
/ˈvɪ.sə(n)ˌrɛi̯k/
noun
Definitions
- (uncountable) Pisces, a now obsolete taxon containing all fish.
- (countable) a fish kingdom or empire.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish vissen (fish) + Dutch, Flemish rijk (rich, realm, empire, kingdom, full of, rich in, domain, monarchic state, abundant).
Origin
Dutch (Brabantic)
rijk
Gloss
rich, realm, empire, kingdom, full of, rich in, domain, monarchic state, abundant
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Property
Kanji
富
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Reich German
- Frankrijk Dutch, Flemish
- Rijksaramees Dutch, Flemish
- aardrijk Dutch, Flemish
- aderrijk Dutch, Flemish
- afvissen Dutch, Flemish
- belangrijk Dutch, Flemish
- bevissen Dutch, Flemish
- bloemrijk Dutch, Flemish
- boomrijk Dutch, Flemish
- bosrijk Dutch, Flemish
- deugdrijk Dutch, Flemish
- dierenrijk Dutch, Flemish
- dodenrijk Dutch, Flemish
- geestrijk Dutch, Flemish
- glansrijk Dutch, Flemish
- humusrijk Dutch, Flemish
- invloedrijk Dutch, Flemish
- kansrijk Dutch, Flemish
- keizerrijk Dutch, Flemish
- kleurrijk Dutch, Flemish
- koninkrijk Dutch, Flemish
- koolhydraatrijk Dutch, Flemish
- loofrijk Dutch, Flemish
- omvangrijk Dutch, Flemish
- plantenrijk Dutch, Flemish
- rederijker Dutch, Flemish
- rijk Dutch, Flemish
- rijkaard Dutch, Flemish
- rijkbedeeld Dutch, Flemish
- rijkdom Dutch, Flemish
- rijksambtenaar Dutch, Flemish
- rijksappel Dutch, Flemish
- rijksbestuur Dutch, Flemish
- rijksdaalder Dutch, Flemish
- rijksdag Dutch, Flemish
- rijkskanselier Dutch, Flemish
- rijksmunt Dutch, Flemish
- rijkspolitie Dutch, Flemish
- rijksstraatweg Dutch, Flemish
- rijkswacht Dutch, Flemish
- rijksweg Dutch, Flemish
- roemrijk Dutch, Flemish
- saprijk Dutch, Flemish
- schaduwrijk Dutch, Flemish
- schimmenrijk Dutch, Flemish
- steenrijk Dutch, Flemish
- tsarenrijk Dutch, Flemish
- vindingrijk Dutch, Flemish
- vis Dutch, Flemish
- vislijn Dutch, Flemish
- visrijk Dutch, Flemish
- vissen Dutch, Flemish
- visser Dutch, Flemish
- visserij Dutch, Flemish
- vistuig Dutch, Flemish
- vliegvissen Dutch, Flemish
- wereldrijk Dutch, Flemish
- zegerijk Dutch, Flemish
- zuurstofrijk Dutch, Flemish
- zwartvissen Dutch, Flemish
- rike Middle Dutch
- visschen Middle Dutch
- ryk Afrikaans
- vis
- rijk
- visser
- vissen
- saprijk
- vislijn
- visrijk
- bosrijk
- vistuig
- rijkdom
- rijkaard
- aardrijk
- visserij
- boomrijk
- bevissen
- afvissen
- rijksdag
- zegerijk
- rijksweg
- kansrijk
- roemrijk
- aderrijk
- loofrijk
- Frankrijk
- dodenrijk
- kleurrijk
- humusrijk
- glansrijk
- geestrijk
- deugdrijk
- rijksmunt
- steenrijk
- bloemrijk
- rijksappel
- rederijker
- dierenrijk
- keizerrijk
- koninkrijk
- belangrijk
- tsarenrijk
- omvangrijk
- wereldrijk
- rijkswacht
- rijkbedeeld
- vindingrijk
- plantenrijk
- invloedrijk
- vliegvissen
- schaduwrijk
- zwartvissen
- Rijksaramees
- rijksdaalder
- schimmenrijk
- rijkspolitie
- zuurstofrijk
- rijksbestuur
- rijkskanselier
- rijksambtenaar
- rijksstraatweg
- koolhydraatrijk