Frankrijk
Dutch (Brabantic)
/ˈfrɑŋ.krɛi̯k/
proper noun
Definitions
- France
Etymology
Inherited from Middle Dutch Vranckrike com from Dutch, Flemish Frank + Dutch, Flemish rijk (rich, realm, empire, kingdom, full of, rich in, domain, monarchic state, abundant).
Origin
Dutch (Brabantic)
rijk
Gloss
rich, realm, empire, kingdom, full of, rich in, domain, monarchic state, abundant
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Property
Kanji
富
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Reich German
- Frank Dutch, Flemish
- Frankisch Dutch, Flemish
- Rijksaramees Dutch, Flemish
- aardrijk Dutch, Flemish
- aderrijk Dutch, Flemish
- belangrijk Dutch, Flemish
- bloemrijk Dutch, Flemish
- boomrijk Dutch, Flemish
- bosrijk Dutch, Flemish
- deugdrijk Dutch, Flemish
- dierenrijk Dutch, Flemish
- dodenrijk Dutch, Flemish
- geestrijk Dutch, Flemish
- glansrijk Dutch, Flemish
- humusrijk Dutch, Flemish
- invloedrijk Dutch, Flemish
- kansrijk Dutch, Flemish
- keizerrijk Dutch, Flemish
- kleurrijk Dutch, Flemish
- koninkrijk Dutch, Flemish
- koolhydraatrijk Dutch, Flemish
- loofrijk Dutch, Flemish
- omvangrijk Dutch, Flemish
- plantenrijk Dutch, Flemish
- rederijker Dutch, Flemish
- rijk Dutch, Flemish
- rijkaard Dutch, Flemish
- rijkbedeeld Dutch, Flemish
- rijkdom Dutch, Flemish
- rijksambtenaar Dutch, Flemish
- rijksappel Dutch, Flemish
- rijksbestuur Dutch, Flemish
- rijksdaalder Dutch, Flemish
- rijksdag Dutch, Flemish
- rijkskanselier Dutch, Flemish
- rijksmunt Dutch, Flemish
- rijkspolitie Dutch, Flemish
- rijksstraatweg Dutch, Flemish
- rijkswacht Dutch, Flemish
- rijksweg Dutch, Flemish
- roemrijk Dutch, Flemish
- saprijk Dutch, Flemish
- schaduwrijk Dutch, Flemish
- schimmenrijk Dutch, Flemish
- steenrijk Dutch, Flemish
- tsarenrijk Dutch, Flemish
- vindingrijk Dutch, Flemish
- visrijk Dutch, Flemish
- vissenrijk Dutch, Flemish
- wereldrijk Dutch, Flemish
- zegerijk Dutch, Flemish
- zuurstofrijk Dutch, Flemish
- France Old English
- Francrice Old English
- rīċe Old English
- Frankrig Danish
- Vranckrike Middle Dutch
- rike Middle Dutch
- vranke Middle Dutch
- Frankryk Afrikaans
- ryk Afrikaans
- Frankrīke Middle Low German
- rijk
- Frank
- visrijk
- bosrijk
- rijkdom
- saprijk
- rijksdag
- rijkaard
- aardrijk
- zegerijk
- boomrijk
- rijksweg
- kansrijk
- roemrijk
- aderrijk
- loofrijk
- deugdrijk
- rijksmunt
- Frankisch
- steenrijk
- dodenrijk
- bloemrijk
- kleurrijk
- humusrijk
- glansrijk
- geestrijk
- vissenrijk
- belangrijk
- tsarenrijk
- rijksappel
- rederijker
- dierenrijk
- keizerrijk
- omvangrijk
- wereldrijk
- rijkswacht
- koninkrijk
- schaduwrijk
- rijkbedeeld
- vindingrijk
- plantenrijk
- invloedrijk
- rijkspolitie
- Rijksaramees
- zuurstofrijk
- rijksdaalder
- schimmenrijk
- rijksbestuur
- rijksstraatweg
- rijkskanselier
- rijksambtenaar
- koolhydraatrijk