rijkskanselier
Dutch (Brabantic)
/ˈrɛi̯ks.kɑn.səˌliːr/
noun
Definitions
- (historical) imperial or in earlier times royal chancelor, the head of government (prime minister) or steward of certain (usually but not always monarchical) countries, such as the German Empire, the Weimar Republic or the Kingdom of Sweden in early modern times
Etymology
Compound from Dutch, Flemish rijk (rich, realm, empire, kingdom, full of, rich in, domain, monarchic state, abundant) + Dutch, Flemish kanselier (chancellor).
Origin
Dutch (Brabantic)
kanselier
Gloss
chancellor
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Reich German
- Frankrijk Dutch, Flemish
- Rijksaramees Dutch, Flemish
- aardrijk Dutch, Flemish
- aderrijk Dutch, Flemish
- belangrijk Dutch, Flemish
- bloemrijk Dutch, Flemish
- bondskanselier Dutch, Flemish
- boomrijk Dutch, Flemish
- bosrijk Dutch, Flemish
- deugdrijk Dutch, Flemish
- dierenrijk Dutch, Flemish
- dodenrijk Dutch, Flemish
- geestrijk Dutch, Flemish
- glansrijk Dutch, Flemish
- humusrijk Dutch, Flemish
- invloedrijk Dutch, Flemish
- kanselier Dutch, Flemish
- kanseliersbonus Dutch, Flemish
- kansrijk Dutch, Flemish
- keizerrijk Dutch, Flemish
- kleurrijk Dutch, Flemish
- koninkrijk Dutch, Flemish
- koolhydraatrijk Dutch, Flemish
- loofrijk Dutch, Flemish
- omvangrijk Dutch, Flemish
- plantenrijk Dutch, Flemish
- rederijker Dutch, Flemish
- rijk Dutch, Flemish
- rijkaard Dutch, Flemish
- rijkbedeeld Dutch, Flemish
- rijkdom Dutch, Flemish
- rijksambtenaar Dutch, Flemish
- rijksappel Dutch, Flemish
- rijksbestuur Dutch, Flemish
- rijksdaalder Dutch, Flemish
- rijksdag Dutch, Flemish
- rijksmunt Dutch, Flemish
- rijkspolitie Dutch, Flemish
- rijksstraatweg Dutch, Flemish
- rijkswacht Dutch, Flemish
- rijksweg Dutch, Flemish
- roemrijk Dutch, Flemish
- saprijk Dutch, Flemish
- schaduwrijk Dutch, Flemish
- schimmenrijk Dutch, Flemish
- steenrijk Dutch, Flemish
- tsarenrijk Dutch, Flemish
- vindingrijk Dutch, Flemish
- visrijk Dutch, Flemish
- vissenrijk Dutch, Flemish
- wereldrijk Dutch, Flemish
- zegerijk Dutch, Flemish
- zuurstofrijk Dutch, Flemish
- cancelier Middle Dutch
- rike Middle Dutch
- ryk Afrikaans
- rijk
- visrijk
- bosrijk
- rijkdom
- saprijk
- rijksdag
- rijkaard
- aardrijk
- zegerijk
- boomrijk
- rijksweg
- kansrijk
- roemrijk
- aderrijk
- loofrijk
- deugdrijk
- kanselier
- Frankrijk
- rijksmunt
- steenrijk
- dodenrijk
- bloemrijk
- kleurrijk
- humusrijk
- glansrijk
- geestrijk
- vissenrijk
- belangrijk
- tsarenrijk
- rijksappel
- rederijker
- dierenrijk
- keizerrijk
- omvangrijk
- wereldrijk
- rijkswacht
- koninkrijk
- schaduwrijk
- rijkbedeeld
- vindingrijk
- plantenrijk
- invloedrijk
- rijkspolitie
- zuurstofrijk
- Rijksaramees
- rijksdaalder
- schimmenrijk
- rijksbestuur
- rijksstraatweg
- bondskanselier
- rijksambtenaar
- kanseliersbonus
- koolhydraatrijk