boomrijk
Dutch (Brabantic)
/ˈboːm.rɛi̯k/
adj
Definitions
- wooded, having many trees
Etymology
Compound from Dutch, Flemish boom (tree, beam, pole, turnpike, border) + Dutch, Flemish rijk (rich, realm, empire, kingdom, full of, rich in, domain, monarchic state, abundant).
Origin
Dutch (Brabantic)
rijk
Gloss
rich, realm, empire, kingdom, full of, rich in, domain, monarchic state, abundant
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Property
Kanji
富
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- boom English
- Reich German
- Frankrijk Dutch, Flemish
- Rijksaramees Dutch, Flemish
- aardrijk Dutch, Flemish
- aderrijk Dutch, Flemish
- amandelboom Dutch, Flemish
- apenboom Dutch, Flemish
- appelboom Dutch, Flemish
- appelsienenboom Dutch, Flemish
- avocadoboom Dutch, Flemish
- bananenboom Dutch, Flemish
- belangrijk Dutch, Flemish
- bergamotboom Dutch, Flemish
- berkenboom Dutch, Flemish
- beukenboom Dutch, Flemish
- beverboom Dutch, Flemish
- bloemrijk Dutch, Flemish
- bomen Dutch, Flemish
- boom Dutch, Flemish
- boomaarde Dutch, Flemish
- boombast Dutch, Flemish
- boomblad Dutch, Flemish
- boomer Dutch, Flemish
- boomgaard Dutch, Flemish
- boomgeld Dutch, Flemish
- boomgod Dutch, Flemish
- boomgodin Dutch, Flemish
- boomgrens Dutch, Flemish
- boomheiligdom Dutch, Flemish
- boomhoen Dutch, Flemish
- boomholte Dutch, Flemish
- boomhut Dutch, Flemish
- boomkever Dutch, Flemish
- boomkikker Dutch, Flemish
- boomkikvors Dutch, Flemish
- boomklever Dutch, Flemish
- boomklok Dutch, Flemish
- boomkor Dutch, Flemish
- boomkreeft Dutch, Flemish
- boomkruiper Dutch, Flemish
- boomkweker Dutch, Flemish
- boomlang Dutch, Flemish
- boomleeuwerik Dutch, Flemish
- boommarter Dutch, Flemish
- boomnimf Dutch, Flemish
- boomschors Dutch, Flemish
- boomslang Dutch, Flemish
- boomstam Dutch, Flemish
- boomstronk Dutch, Flemish
- boomvaren Dutch, Flemish
- boomvors Dutch, Flemish
- boomwond Dutch, Flemish
- boomzaken Dutch, Flemish
- bosrijk Dutch, Flemish
- buksboom Dutch, Flemish
- cacaoboom Dutch, Flemish
- cederboom Dutch, Flemish
- dadelboom Dutch, Flemish
- denneboom Dutch, Flemish
- dennenboom Dutch, Flemish
- deugdrijk Dutch, Flemish
- dierenrijk Dutch, Flemish
- disselboom Dutch, Flemish
- dodenrijk Dutch, Flemish
- doekboom Dutch, Flemish
- doornboom Dutch, Flemish
- eikeboom Dutch, Flemish
- eikenboom Dutch, Flemish
- geestrijk Dutch, Flemish
- glansrijk Dutch, Flemish
- honingboom Dutch, Flemish
- humusrijk Dutch, Flemish
- iepenboom Dutch, Flemish
- invloedrijk Dutch, Flemish
- johannesbroodboom Dutch, Flemish
- kansrijk Dutch, Flemish
- keizerrijk Dutch, Flemish
- kerstboom Dutch, Flemish
- kleurrijk Dutch, Flemish
- koninkrijk Dutch, Flemish
- koolhydraatrijk Dutch, Flemish
- lindeboom Dutch, Flemish
- loofboom Dutch, Flemish
- loofrijk Dutch, Flemish
- meiboom Dutch, Flemish
- naaldboom Dutch, Flemish
- olijfboom Dutch, Flemish
- omvangrijk Dutch, Flemish
- palmboom Dutch, Flemish
- perenboom Dutch, Flemish
- pijnboom Dutch, Flemish
- plantenrijk Dutch, Flemish
- rederijker Dutch, Flemish
- rijk Dutch, Flemish
- rijkaard Dutch, Flemish
- rijkbedeeld Dutch, Flemish
- rijkdom Dutch, Flemish
- rijksambtenaar Dutch, Flemish
- rijksappel Dutch, Flemish
- rijksbestuur Dutch, Flemish
- rijksdaalder Dutch, Flemish
- rijksdag Dutch, Flemish
- rijkskanselier Dutch, Flemish
- rijksmunt Dutch, Flemish
- rijkspolitie Dutch, Flemish
- rijksstraatweg Dutch, Flemish
- rijkswacht Dutch, Flemish
- rijksweg Dutch, Flemish
- roemrijk Dutch, Flemish
- saprijk Dutch, Flemish
- schaduwrijk Dutch, Flemish
- schimmenrijk Dutch, Flemish
- slagboom Dutch, Flemish
- steenrijk Dutch, Flemish
- telefoonboom Dutch, Flemish
- tsarenrijk Dutch, Flemish
- tulpenboom Dutch, Flemish
- vaarboom Dutch, Flemish
- venijnboom Dutch, Flemish
- vijgeboom Dutch, Flemish
- vijgenboom Dutch, Flemish
- vindingrijk Dutch, Flemish
- visrijk Dutch, Flemish
- vissenrijk Dutch, Flemish
- vleesboom Dutch, Flemish
- walnotenboom Dutch, Flemish
- wereldrijk Dutch, Flemish
- zegerijk Dutch, Flemish
- zuurstofrijk Dutch, Flemish
- bôme French
- bôom Middle Dutch
- rike Middle Dutch
- boom Afrikaans
- ryk Afrikaans
- bon Sranan Tongo
- boom
- rijk
- bomen
- boomer
- boomhut
- boomkor
- saprijk
- bosrijk
- meiboom
- boomgod
- visrijk
- rijkdom
- boombast
- boomblad
- pijnboom
- palmboom
- rijkaard
- boomlang
- vaarboom
- loofboom
- slagboom
- rijksweg
- buksboom
- boomklok
- eikeboom
- aardrijk
- apenboom
- boomvors
- boomhoen
- boomnimf
- boomgeld
- rijksdag
- boomstam
- doekboom
- zegerijk
- boomwond
- kansrijk
- roemrijk
- aderrijk
- loofrijk
- dadelboom
- eikenboom
- perenboom
- boomslang
- boomkever
- boomvaren
- boomgaard
- vijgeboom
- boomaarde
- kleurrijk
- humusrijk
- glansrijk
- geestrijk
- cacaoboom
- rijksmunt
- kerstboom
- steenrijk
- denneboom
- boomgrens
- olijfboom
- appelboom
- bloemrijk
- Frankrijk
- lindeboom
- doornboom
- dodenrijk
- iepenboom
- deugdrijk
- boomzaken
- beverboom
- boomgodin
- cederboom
- naaldboom
- vleesboom
- boomholte
- boomkreeft
- disselboom
- boomklever
- rijksappel
- dierenrijk
- beukenboom
- keizerrijk
- berkenboom
- koninkrijk
- belangrijk
- tsarenrijk
- tulpenboom
- omvangrijk
- boommarter
- dennenboom
- boomkweker
- vissenrijk
- boomschors
- boomkikker
- venijnboom
- rederijker
- wereldrijk
- boomstronk
- vijgenboom
- rijkswacht
- honingboom
- boomkikvors
- amandelboom
- rijkbedeeld
- boomkruiper
- invloedrijk
- bananenboom
- avocadoboom
- vindingrijk
- plantenrijk
- schaduwrijk
- telefoonboom
- zuurstofrijk
- bergamotboom
- walnotenboom
- Rijksaramees
- rijksdaalder
- schimmenrijk
- rijkspolitie
- rijksbestuur
- boomleeuwerik
- boomheiligdom
- rijksambtenaar
- rijksstraatweg
- rijkskanselier
- koolhydraatrijk
- appelsienenboom
- johannesbroodboom