houdgreep
Dutch (Brabantic)
/ˈɦɑu̯t.xreːp/
noun
Definitions
- (martial arts) grappling hold
- (figurative) deadlock
Etymology
Compound from Dutch, Flemish houden (hold, keep, retain) + Dutch, Flemish greep (grasp, seizure, hold, handle, clutches, grip, grab, grabbing).
Origin
Dutch (Brabantic)
greep
Gloss
grasp, seizure, hold, handle, clutches, grip, grab, grabbing
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanhouden Dutch, Flemish
- afhouden Dutch, Flemish
- behouden Dutch, Flemish
- bezighouden Dutch, Flemish
- bijeenhouden Dutch, Flemish
- bijenhouder Dutch, Flemish
- bijhouden Dutch, Flemish
- deurgreep Dutch, Flemish
- greep Dutch, Flemish
- greeploos Dutch, Flemish
- houdbaar Dutch, Flemish
- houden Dutch, Flemish
- houder Dutch, Flemish
- houdster Dutch, Flemish
- houwtouw Dutch, Flemish
- huishouden Dutch, Flemish
- ingreep Dutch, Flemish
- inhouden Dutch, Flemish
- kunstgreep Dutch, Flemish
- lettergreep Dutch, Flemish
- mishouden Dutch, Flemish
- nahouden Dutch, Flemish
- onderhouden Dutch, Flemish
- onthouden Dutch, Flemish
- ophouden Dutch, Flemish
- overhouden Dutch, Flemish
- schildhouder Dutch, Flemish
- staatsgreep Dutch, Flemish
- tegenhouden Dutch, Flemish
- uithouden Dutch, Flemish
- vasthouden Dutch, Flemish
- veehouder Dutch, Flemish
- verhouden Dutch, Flemish
- vershoudfolie Dutch, Flemish
- weerhouden Dutch, Flemish
- wurggreep Dutch, Flemish
- grepe Middle Dutch
- houden Middle Dutch
- hou Afrikaans
- greep
- houden
- houder
- ingreep
- inhouden
- behouden
- afhouden
- ophouden
- houwtouw
- houdbaar
- nahouden
- houdster
- aanhouden
- greeploos
- deurgreep
- uithouden
- verhouden
- bijhouden
- wurggreep
- veehouder
- onthouden
- mishouden
- kunstgreep
- weerhouden
- vasthouden
- huishouden
- overhouden
- staatsgreep
- bezighouden
- bijenhouder
- lettergreep
- tegenhouden
- onderhouden
- bijeenhouden
- schildhouder
- vershoudfolie