nahouden
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- (erop ~) to have, possess
Etymology
Compound from Dutch, Flemish na (after, near, subsequent to, close, according to, post-, after-) + Dutch, Flemish houden (hold, keep, retain).
Origin
Dutch (Brabantic)
houden
Gloss
hold, keep, retain
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Action/Process
Emoji
👫 🧑🤝🧑
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanhouden Dutch, Flemish
- achterna Dutch, Flemish
- afhouden Dutch, Flemish
- behouden Dutch, Flemish
- bezighouden Dutch, Flemish
- bijeenhouden Dutch, Flemish
- bijenhouder Dutch, Flemish
- bijhouden Dutch, Flemish
- houdbaar Dutch, Flemish
- houden Dutch, Flemish
- houder Dutch, Flemish
- houdgreep Dutch, Flemish
- houdster Dutch, Flemish
- houwtouw Dutch, Flemish
- huishouden Dutch, Flemish
- inhouden Dutch, Flemish
- mishouden Dutch, Flemish
- na Dutch, Flemish
- na-apen Dutch, Flemish
- nabeurs Dutch, Flemish
- nabewerken Dutch, Flemish
- nablijven Dutch, Flemish
- nabootsen Dutch, Flemish
- nadeel Dutch, Flemish
- nadenken Dutch, Flemish
- naderhand Dutch, Flemish
- nadoen Dutch, Flemish
- nadorst Dutch, Flemish
- nadruk Dutch, Flemish
- nagaan Dutch, Flemish
- nagalm Dutch, Flemish
- nageboorte Dutch, Flemish
- nagedachtenis Dutch, Flemish
- nagerecht Dutch, Flemish
- nageslacht Dutch, Flemish
- nagras Dutch, Flemish
- najaar Dutch, Flemish
- najagen Dutch, Flemish
- nakijken Dutch, Flemish
- nakomen Dutch, Flemish
- nakroost Dutch, Flemish
- nalaten Dutch, Flemish
- namaken Dutch, Flemish
- nanacht Dutch, Flemish
- naoorlogs Dutch, Flemish
- napraten Dutch, Flemish
- nareis Dutch, Flemish
- nareizen Dutch, Flemish
- narekenen Dutch, Flemish
- naschok Dutch, Flemish
- naslaan Dutch, Flemish
- naslag Dutch, Flemish
- nasleep Dutch, Flemish
- nasmaak Dutch, Flemish
- nasmaken Dutch, Flemish
- naspel Dutch, Flemish
- nasporen Dutch, Flemish
- nastreven Dutch, Flemish
- nasynchroniseren Dutch, Flemish
- natafelen Dutch, Flemish
- navolgen Dutch, Flemish
- navragen Dutch, Flemish
- nawee Dutch, Flemish
- nawoord Dutch, Flemish
- nazaat Dutch, Flemish
- nazeggen Dutch, Flemish
- nazinderen Dutch, Flemish
- nazomer Dutch, Flemish
- nazorg Dutch, Flemish
- onderhouden Dutch, Flemish
- onthouden Dutch, Flemish
- ophouden Dutch, Flemish
- overhouden Dutch, Flemish
- schildhouder Dutch, Flemish
- tegenhouden Dutch, Flemish
- uithouden Dutch, Flemish
- vasthouden Dutch, Flemish
- veehouder Dutch, Flemish
- verhouden Dutch, Flemish
- vershoudfolie Dutch, Flemish
- weerhouden Dutch, Flemish
- houden Middle Dutch
- hou Afrikaans
- *nāh Old Dutch
- na
- nawee
- nareis
- nagaan
- nagalm
- houden
- nadoen
- nadruk
- nazaat
- nagras
- najaar
- houder
- nazorg
- naspel
- naslag
- nadeel
- nanacht
- namaken
- najagen
- naslaan
- nazomer
- nasmaak
- nalaten
- na-apen
- nakomen
- naschok
- nadorst
- nawoord
- nabeurs
- nasleep
- nakroost
- behouden
- nadenken
- houdster
- inhouden
- ophouden
- navolgen
- houdbaar
- navragen
- nareizen
- afhouden
- nazeggen
- houwtouw
- napraten
- achterna
- nasmaken
- nasporen
- nakijken
- bijhouden
- naderhand
- naoorlogs
- nablijven
- mishouden
- verhouden
- nabootsen
- veehouder
- onthouden
- natafelen
- nagerecht
- uithouden
- aanhouden
- narekenen
- houdgreep
- nastreven
- weerhouden
- nabewerken
- vasthouden
- huishouden
- overhouden
- nazinderen
- nageslacht
- nageboorte
- tegenhouden
- onderhouden
- bezighouden
- bijenhouder
- schildhouder
- bijeenhouden
- vershoudfolie
- nagedachtenis
- nasynchroniseren