beeldspraak
Dutch (Brabantic)
/ˈbeːlt.spraːk/
noun
Definitions
- metaphor, figure of speech
- (obsolete) A script (alphabet, syllabary, etc.) that uses recognisably figurative characters.
Etymology
Affix from Dutch, Flemish beeld (image, statue, picture, sign) + Dutch, Flemish spraak (speech, language).
Origin
Dutch (Brabantic)
spraak
Gloss
speech, language
Concept
Semantic Field
Speech and language
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
語
Emoji
🎤 💬 🗨️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Vrijheidsbeeld Dutch, Flemish
- aambeeld Dutch, Flemish
- aanspraak Dutch, Flemish
- afgodsbeeld Dutch, Flemish
- beeld Dutch, Flemish
- beeldbuis Dutch, Flemish
- beeldelement Dutch, Flemish
- beelden Dutch, Flemish
- beeldenstorm Dutch, Flemish
- beeldhouwen Dutch, Flemish
- beeldig Dutch, Flemish
- beeldmontage Dutch, Flemish
- beeldpunt Dutch, Flemish
- beeldscherm Dutch, Flemish
- beeldscherpte Dutch, Flemish
- beeldschoon Dutch, Flemish
- beeldsnijwerk Dutch, Flemish
- beeldvorming Dutch, Flemish
- beeltenis Dutch, Flemish
- bloedbeeld Dutch, Flemish
- boegbeeld Dutch, Flemish
- borstbeeld Dutch, Flemish
- breedbeeld Dutch, Flemish
- breedspraak Dutch, Flemish
- buikspraak Dutch, Flemish
- denkbeeld Dutch, Flemish
- godenbeeld Dutch, Flemish
- heiligenbeeld Dutch, Flemish
- ideaalbeeld Dutch, Flemish
- inbeelden Dutch, Flemish
- klankbeeld Dutch, Flemish
- kruisbeeld Dutch, Flemish
- lichtbeeld Dutch, Flemish
- rechtspraak Dutch, Flemish
- ruggespraak Dutch, Flemish
- samenspraak Dutch, Flemish
- schrikbeeld Dutch, Flemish
- spiegelbeeld Dutch, Flemish
- spraak Dutch, Flemish
- spraakkunst Dutch, Flemish
- spraakleer Dutch, Flemish
- spraakverwarring Dutch, Flemish
- spraakwaterval Dutch, Flemish
- spraakzaam Dutch, Flemish
- sprakeloos Dutch, Flemish
- standbeeld Dutch, Flemish
- sterrenbeeld Dutch, Flemish
- tegenspraak Dutch, Flemish
- toonbeeld Dutch, Flemish
- uitbeelden Dutch, Flemish
- uitspraak Dutch, Flemish
- voorbeeld Dutch, Flemish
- vrijspraak Dutch, Flemish
- waanbeeld Dutch, Flemish
- wederbeeld Dutch, Flemish
- wereldbeeld Dutch, Flemish
- zelfbeeld Dutch, Flemish
- ziektebeeld Dutch, Flemish
- zinnebeeld Dutch, Flemish
- bēelde Middle Dutch
- sprâke Middle Dutch
- *biliþī gmw-pro
- beeld Scots
- beeld
- spraak
- beelden
- beeldig
- aambeeld
- inbeelden
- beeldpunt
- voorbeeld
- aanspraak
- beeltenis
- waanbeeld
- toonbeeld
- denkbeeld
- zelfbeeld
- uitspraak
- beeldbuis
- boegbeeld
- buikspraak
- standbeeld
- kruisbeeld
- spraakzaam
- bloedbeeld
- spraakleer
- sprakeloos
- borstbeeld
- vrijspraak
- lichtbeeld
- zinnebeeld
- klankbeeld
- godenbeeld
- uitbeelden
- wederbeeld
- breedbeeld
- samenspraak
- wereldbeeld
- beeldschoon
- beeldscherm
- ruggespraak
- ideaalbeeld
- afgodsbeeld
- schrikbeeld
- breedspraak
- spraakkunst
- ziektebeeld
- beeldhouwen
- tegenspraak
- rechtspraak
- sterrenbeeld
- beeldmontage
- beeldenstorm
- beeldvorming
- beeldelement
- spiegelbeeld
- beeldscherpte
- heiligenbeeld
- beeldsnijwerk
- Vrijheidsbeeld
- spraakwaterval
- spraakverwarring