over
Dutch (Brabantic)
/ˈoː.vər/
adv
Definitions
- over, above
- (postpositional) over (implying motion)
- remaining, left over
- passing by, going away
- Denotes an imitative action, again, once again,
Etymology
Inherited from Middle Dutch ōver inherited from Old Dutch *ovar inherited from Proto-Germanic *uber (over) derived from Proto-Indo-European *upér (over, above).
Origin
Proto-Indo-European
*upér
Gloss
over, above
Concept
Semantic Field
Spatial relations
Ontological Category
Other
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- all-over English
- allover English
- arcover English
- backover English
- boilover English
- cabover English
- carryover English
- changeover English
- coilover English
- combover English
- comeover English
- cutover English
- failover English
- flashover English
- flopover English
- foldover English
- hangover English
- kickover English
- layover English
- liftover English
- lookover English
- moreover English
- mouseover English
- over English
- over-industrious English
- overage English
- overall English
- overfrank English
- overhaul English
- overheight English
- overish English
- overland English
- overleaf English
- overlength English
- overling English
- overloading English
- overly English
- overmore English
- overmost English
- overness English
- overnight English
- overpopulate English
- overrobe English
- oversea English
- overside English
- oversman English
- oversocks English
- overwidth English
- paintover English
- pushover English
- rockover English
- rollover English
- sleepover English
- slipover English
- spillover English
- standover English
- stayover English
- stepover English
- stopover English
- strikeover English
- switchover English
- takeover English
- thereover English
- turnover English
- typeover English
- voice-over English
- walkover English
- washover English
- whereover English
- wingover English
- winterover English
- workover English
- wrapover English
- yarnover English
- Übernahme German
- IJssel Dutch, Flemish
- Overijssel Dutch, Flemish
- Oversticht Dutch, Flemish
- Sticht Dutch, Flemish
- achter Dutch, Flemish
- achterover Dutch, Flemish
- blijven Dutch, Flemish
- brengen Dutch, Flemish
- doen Dutch, Flemish
- dracht Dutch, Flemish
- dragen Dutch, Flemish
- duidelijk Dutch, Flemish
- erven Dutch, Flemish
- gaan Dutch, Flemish
- gang Dutch, Flemish
- gave Dutch, Flemish
- geven Dutch, Flemish
- gieten Dutch, Flemish
- gooien Dutch, Flemish
- haal Dutch, Flemish
- halen Dutch, Flemish
- hemd Dutch, Flemish
- houden Dutch, Flemish
- jagen Dutch, Flemish
- jas Dutch, Flemish
- kant Dutch, Flemish
- kijken Dutch, Flemish
- klokken Dutch, Flemish
- koken Dutch, Flemish
- komen Dutch, Flemish
- laatst Dutch, Flemish
- laden Dutch, Flemish
- leveren Dutch, Flemish
- lezen Dutch, Flemish
- lopen Dutch, Flemish
- macht Dutch, Flemish
- maken Dutch, Flemish
- name Dutch, Flemish
- namen Dutch, Flemish
- nieuwsoverzicht Dutch, Flemish
- overblijfsel Dutch, Flemish
- overblijven Dutch, Flemish
- overbrengen Dutch, Flemish
- overdoen Dutch, Flemish
- overdraagbaar Dutch, Flemish
- overdracht Dutch, Flemish
- overdrachtelijk Dutch, Flemish
- overdragen Dutch, Flemish
- overduidelijk Dutch, Flemish
- overerfbaar Dutch, Flemish
- overerven Dutch, Flemish
- overerving Dutch, Flemish
- overgaan Dutch, Flemish
- overgang Dutch, Flemish
- overgangsmetaal Dutch, Flemish
- overgankelijk Dutch, Flemish
- overgave Dutch, Flemish
- overgeven Dutch, Flemish
- overgieten Dutch, Flemish
- overgooien Dutch, Flemish
- overhaal Dutch, Flemish
- overhalen Dutch, Flemish
- overheid Dutch, Flemish
- overheidsgeld Dutch, Flemish
- overheidsingrijpen Dutch, Flemish
- overheidssector Dutch, Flemish
- overheidssubsidie Dutch, Flemish
- overhemd Dutch, Flemish
- overhouden Dutch, Flemish
- overig Dutch, Flemish
- overjagen Dutch, Flemish
- overjas Dutch, Flemish
- overkant Dutch, Flemish
- overkijken Dutch, Flemish
- overklokken Dutch, Flemish
- overkoken Dutch, Flemish
- overkomen Dutch, Flemish
- overlaatst Dutch, Flemish
- overladen Dutch, Flemish
- overleveren Dutch, Flemish
- overlevering Dutch, Flemish
- overlezen Dutch, Flemish
- overlopen Dutch, Flemish
- overloper Dutch, Flemish
- overmacht Dutch, Flemish
- overmaken Dutch, Flemish
- overname Dutch, Flemish
- overnemen Dutch, Flemish
- overplaatsen Dutch, Flemish
- overplaatsing Dutch, Flemish
- overschilderen Dutch, Flemish
- overschrijven Dutch, Flemish
- overschrijving Dutch, Flemish
- overslaan Dutch, Flemish
- oversnijden Dutch, Flemish
- overspel Dutch, Flemish
- overspelen Dutch, Flemish
- overspelig Dutch, Flemish
- overspuiten Dutch, Flemish
- overstappen Dutch, Flemish
- overste Dutch, Flemish
- overstemmen Dutch, Flemish
- overstromen Dutch, Flemish
- overstroming Dutch, Flemish
- overstuur Dutch, Flemish
- overtekenen Dutch, Flemish
- overtoom Dutch, Flemish
- overtrekken Dutch, Flemish
- overvaren Dutch, Flemish
- overvliegen Dutch, Flemish
- overvoeren Dutch, Flemish
- overweg Dutch, Flemish
- overwerk Dutch, Flemish
- overwerken Dutch, Flemish
- overzees Dutch, Flemish
- overzeilen Dutch, Flemish
- overzetten Dutch, Flemish
- overzetting Dutch, Flemish
- overzicht Dutch, Flemish
- overzichtelijk Dutch, Flemish
- plaatsen Dutch, Flemish
- schilderen Dutch, Flemish
- schrijven Dutch, Flemish
- slaan Dutch, Flemish
- snijden Dutch, Flemish
- spel Dutch, Flemish
- spelen Dutch, Flemish
- spoorwegovergang Dutch, Flemish
- spuiten Dutch, Flemish
- stappen Dutch, Flemish
- stemmen Dutch, Flemish
- stromen Dutch, Flemish
- stuur Dutch, Flemish
- tekenen Dutch, Flemish
- toom Dutch, Flemish
- trekken Dutch, Flemish
- varen Dutch, Flemish
- vliegen Dutch, Flemish
- voeren Dutch, Flemish
- voor Dutch, Flemish
- voorover Dutch, Flemish
- weg Dutch, Flemish
- werk Dutch, Flemish
- werken Dutch, Flemish
- zee Dutch, Flemish
- zeilen Dutch, Flemish
- zetten Dutch, Flemish
- zicht Dutch, Flemish
- ὑπέρ Ancient Greek
- ὑπερ- Ancient Greek
- *keh₂p- Proto-Indo-European
- *men- Proto-Indo-European
- *upér Proto-Indo-European
- *upéri Proto-Indo-European
- overhale Norwegian Bokmål
- Overijssel Portuguese
- *uber Proto-Germanic
- *uberō Proto-Germanic
- *ubiri Proto-Germanic
- オーバー Japanese
- ofer Old English
- ofer- Old English
- ofergyldan Old English
- oferhealdan Old English
- oferhebban Old English
- ofersendan Old English
- ofersettan Old English
- ofersittan Old English
- over Middle English
- of Icelandic
- เว่อร์ Thai
- overbliven Middle Dutch
- overganc Middle Dutch
- oversetten Middle Dutch
- overspel Middle Dutch
- ōver Middle Dutch
- ōverwerc Middle Dutch
- վեր Old Armenian
- oorbly Afrikaans
- oorslaan Afrikaans
- 𐌿𐍆𐌰𐍂 Gothic
- *obar gmw-pro
- *ovar Old Dutch
- over Old Dutch
- *eɸirom Proto-Celtic
- *uɸor Proto-Celtic
- *uɸor- Proto-Celtic
- *uɸor-man-to-, *uɸormantom Proto-Celtic
- *upári Proto-Indo-Iranian
- ovar- Old Saxon
- over Old Frisian
- Iwwerhosse Pennsylvania German
- Iwwerschtock Pennsylvania German
- iwwer Pennsylvania German
- abra Sranan Tongo
- jas
- zee
- weg
- spel
- voor
- werk
- toom
- doen
- gang
- gave
- gaan
- name
- haal
- kant
- hemd
- maken
- varen
- lezen
- laden
- komen
- halen
- stuur
- lopen
- slaan
- geven
- erven
- koken
- jagen
- macht
- namen
- zicht
- overig
- werken
- houden
- laatst
- spelen
- kijken
- Sticht
- IJssel
- gooien
- dragen
- zeilen
- zetten
- dracht
- gieten
- achter
- voeren
- snijden
- klokken
- spuiten
- stappen
- vliegen
- overjas
- tekenen
- stromen
- leveren
- trekken
- blijven
- brengen
- stemmen
- overste
- overweg
- overheid
- overhaal
- overwerk
- overgave
- overspel
- overkant
- overname
- overdoen
- overgaan
- overhemd
- voorover
- overgang
- overtoom
- plaatsen
- overzees
- overloper
- overvaren
- schrijven
- overmaken
- overzicht
- overhalen
- overlezen
- overmacht
- overkoken
- overerven
- overlopen
- overjagen
- duidelijk
- overgeven
- overkomen
- overnemen
- overstuur
- overslaan
- overladen
- overgieten
- overlaatst
- overspelig
- Oversticht
- schilderen
- overkijken
- overdragen
- Overijssel
- overvoeren
- overzeilen
- overerving
- overwerken
- overspelen
- overdracht
- overhouden
- overgooien
- achterover
- overzetten
- overstemmen
- overzetting
- overleveren
- overvliegen
- overspuiten
- overtekenen
- overbrengen
- overblijven
- overerfbaar
- overstromen
- overtrekken
- overklokken
- oversnijden
- overstappen
- overlevering
- overplaatsen
- overblijfsel
- overstroming
- overschrijven
- overduidelijk
- overheidsgeld
- overdraagbaar
- overgankelijk
- overplaatsing
- overschrijving
- overzichtelijk
- overschilderen
- overgangsmetaal
- nieuwsoverzicht
- overdrachtelijk
- overheidssector
- spoorwegovergang
- overheidssubsidie
- overheidsingrijpen