achter
Dutch (Brabantic)
/ˈɑxtər/
preposition
Definitions
- behind
- beyond
Etymology
Inherited from Middle Dutch achter inherited from Old Dutch after inherited from Proto-Germanic *after.
Origin
Proto-Germanic
*after
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- after English
- afterbath English
- afterling English
- afterloading English
- afterness English
- afterward English
- afterwards English
- afterwhile English
- afterworld English
- henceafter English
- hereafter English
- hereinafter English
- thenceafter English
- thereafter English
- whenceafter English
- whereafter English
- ahteri Finnish
- After German
- Geäfter German
- achtern German
- Achterhoek Dutch, Flemish
- Achterhoeks Dutch, Flemish
- achteraf Dutch, Flemish
- achterafstraat Dutch, Flemish
- achterbak Dutch, Flemish
- achterban Dutch, Flemish
- achterblijven Dutch, Flemish
- achterbout Dutch, Flemish
- achterbuurt Dutch, Flemish
- achterdeel Dutch, Flemish
- achterdek Dutch, Flemish
- achterdenken Dutch, Flemish
- achterdeur Dutch, Flemish
- achtereen Dutch, Flemish
- achtereenvolgend Dutch, Flemish
- achtereenvolgens Dutch, Flemish
- achtereind Dutch, Flemish
- achtergevel Dutch, Flemish
- achtergrond Dutch, Flemish
- achtergrondkleur Dutch, Flemish
- achtergrondmuziek Dutch, Flemish
- achterhoede Dutch, Flemish
- achterhoedegevecht Dutch, Flemish
- achterhoofd Dutch, Flemish
- achterhuis Dutch, Flemish
- achterin Dutch, Flemish
- achterjaar Dutch, Flemish
- achterkamer Dutch, Flemish
- achterkamertjespolitiek Dutch, Flemish
- achterkant Dutch, Flemish
- achterkasteel Dutch, Flemish
- achterklap Dutch, Flemish
- achterkleinkind Dutch, Flemish
- achterkousig Dutch, Flemish
- achterlaadgeweer Dutch, Flemish
- achterlader Dutch, Flemish
- achterland Dutch, Flemish
- achterlaten Dutch, Flemish
- achterlating Dutch, Flemish
- achterleen Dutch, Flemish
- achterlijf Dutch, Flemish
- achterlijk Dutch, Flemish
- achtermiddag Dutch, Flemish
- achterna Dutch, Flemish
- achternaam Dutch, Flemish
- achterneef Dutch, Flemish
- achternicht Dutch, Flemish
- achternoen Dutch, Flemish
- achterom Dutch, Flemish
- achteromkijken Dutch, Flemish
- achterop Dutch, Flemish
- achteropkomen Dutch, Flemish
- achterover Dutch, Flemish
- achterplan Dutch, Flemish
- achterpoort Dutch, Flemish
- achterpoot Dutch, Flemish
- achterruit Dutch, Flemish
- achterruitenwisser Dutch, Flemish
- achterschip Dutch, Flemish
- achterstand Dutch, Flemish
- achterste Dutch, Flemish
- achtersteven Dutch, Flemish
- achterstevoren Dutch, Flemish
- achtertocht Dutch, Flemish
- achtertuin Dutch, Flemish
- achteruit Dutch, Flemish
- achteruitgaan Dutch, Flemish
- achteruitkijkspiegel Dutch, Flemish
- achteruitvaart Dutch, Flemish
- achtervloed Dutch, Flemish
- achtervoegsel Dutch, Flemish
- achtervork Dutch, Flemish
- achterwaarts Dutch, Flemish
- achterwerk Dutch, Flemish
- achterzak Dutch, Flemish
- achterzeil Dutch, Flemish
- achterzetsel Dutch, Flemish
- af Dutch, Flemish
- bak Dutch, Flemish
- ban Dutch, Flemish
- blijven Dutch, Flemish
- bout Dutch, Flemish
- bureaubladachtergrond Dutch, Flemish
- buurt Dutch, Flemish
- deel Dutch, Flemish
- dek Dutch, Flemish
- denken Dutch, Flemish
- deur Dutch, Flemish
- een Dutch, Flemish
- eind Dutch, Flemish
- gevel Dutch, Flemish
- geweer Dutch, Flemish
- grond Dutch, Flemish
- hoede Dutch, Flemish
- hoek Dutch, Flemish
- hoofd Dutch, Flemish
- huis Dutch, Flemish
- in Dutch, Flemish
- jaar Dutch, Flemish
- kamer Dutch, Flemish
- kant Dutch, Flemish
- kasteel Dutch, Flemish
- klappen Dutch, Flemish
- kleinkind Dutch, Flemish
- kous Dutch, Flemish
- laden Dutch, Flemish
- land Dutch, Flemish
- laten Dutch, Flemish
- leen Dutch, Flemish
- lijf Dutch, Flemish
- middag Dutch, Flemish
- na Dutch, Flemish
- naam Dutch, Flemish
- neef Dutch, Flemish
- nicht Dutch, Flemish
- noen Dutch, Flemish
- om Dutch, Flemish
- op Dutch, Flemish
- over Dutch, Flemish
- plan Dutch, Flemish
- poort Dutch, Flemish
- poot Dutch, Flemish
- ruit Dutch, Flemish
- ruitenwisser Dutch, Flemish
- schip Dutch, Flemish
- stand Dutch, Flemish
- steven Dutch, Flemish
- tocht Dutch, Flemish
- tuin Dutch, Flemish
- uit Dutch, Flemish
- vloed Dutch, Flemish
- voegsel Dutch, Flemish
- volgend Dutch, Flemish
- vork Dutch, Flemish
- werk Dutch, Flemish
- wisser Dutch, Flemish
- zak Dutch, Flemish
- zeil Dutch, Flemish
- zetten Dutch, Flemish
- *apotero Proto-Indo-European
- *h₂epotero- Proto-Indo-European
- *h₂epoteros Proto-Indo-European
- *h₂epótero- Proto-Indo-European
- *after Proto-Germanic
- akter Swedish
- アフレコ Japanese
- achterdek Polish
- æfter Old English
- after Middle English
- ateret Indonesian
- achter Middle Dutch
- achterban Middle Dutch
- achtercasteel Middle Dutch
- achterdeel Middle Dutch
- achterdenken Middle Dutch
- achterende Middle Dutch
- achterhuus Middle Dutch
- achterlaten Middle Dutch
- achternoene Middle Dutch
- achterporte Middle Dutch
- achterwaert Middle Dutch
- afterdore Middle Dutch
- after Old High German
- aftero Old High German
- ahter Old High German
- agter Afrikaans
- after Middle High German
- uechter Luxembourgish, Letzeburgesch
- after Old Dutch
- achter Middle Low German
- aftar Old Saxon
- after Old Frisian
- efter Old Frisian
- achtern German Low German
- achter West Flemish
- ᚨᚠᛏᛖᚱ Proto-Norse
- afta Nigerian Pidgin
- afta Guyanese Creole English
- na
- om
- op
- af
- in
- dek
- uit
- bak
- een
- zak
- ban
- noen
- ruit
- naam
- tuin
- werk
- neef
- land
- poot
- hoek
- vork
- deur
- eind
- jaar
- bout
- zeil
- over
- plan
- huis
- kous
- kant
- leen
- lijf
- deel
- kamer
- stand
- nicht
- laden
- tocht
- gevel
- vloed
- hoede
- grond
- poort
- schip
- hoofd
- laten
- buurt
- steven
- middag
- zetten
- wisser
- geweer
- denken
- kasteel
- klappen
- voegsel
- volgend
- blijven
- achterom
- achterop
- achterna
- achteraf
- achterin
- achterzak
- kleinkind
- achteruit
- achterbak
- achterban
- achtereen
- achterste
- achterdek
- achterlijk
- achterhuis
- achterlijf
- Achterhoek
- achtereind
- achternoen
- achterzeil
- achterjaar
- achterleen
- achterpoot
- achterneef
- achterdeel
- achterdeur
- achterplan
- achterwerk
- achtervork
- achterbout
- achterland
- achtertuin
- achterruit
- achterover
- achterkant
- achternaam
- achterklap
- achterlaten
- achterbuurt
- achterschip
- achterhoede
- achterstand
- achtergevel
- achtervloed
- achtertocht
- achterkamer
- achternicht
- Achterhoeks
- achterhoofd
- achterpoort
- achtergrond
- achterlader
- achtersteven
- ruitenwisser
- achterzetsel
- achtermiddag
- achterlating
- achterkousig
- achterdenken
- achterwaarts
- achteruitgaan
- achterblijven
- achteropkomen
- achterkasteel
- achtervoegsel
- achteromkijken
- achterstevoren
- achteruitvaart
- achterafstraat
- achterkleinkind
- achtergrondkleur
- achterlaadgeweer
- achtereenvolgens
- achtereenvolgend
- achtergrondmuziek
- achterhoedegevecht
- achterruitenwisser
- achteruitkijkspiegel
- bureaubladachtergrond
- achterkamertjespolitiek