Oversticht
Dutch (Brabantic)
/ˈoː.vərˌstɪxt/
proper noun
Definitions
- (historical) The territory of Sticht that lies to the northeast of the IJssel, largely corresponding to modern-day Overijssel and Drenthe.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish over (over, over-, again, excessively, excessive) + Dutch, Flemish Sticht.
Origin
Dutch (Brabantic)
Sticht
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Nedersticht Dutch, Flemish
- Overijssel Dutch, Flemish
- Sticht Dutch, Flemish
- Stichts Dutch, Flemish
- achterover Dutch, Flemish
- over Dutch, Flemish
- overblijven Dutch, Flemish
- overbrengen Dutch, Flemish
- overdoen Dutch, Flemish
- overdracht Dutch, Flemish
- overdragen Dutch, Flemish
- overduidelijk Dutch, Flemish
- overerven Dutch, Flemish
- overgaan Dutch, Flemish
- overgang Dutch, Flemish
- overgave Dutch, Flemish
- overgeven Dutch, Flemish
- overgieten Dutch, Flemish
- overgooien Dutch, Flemish
- overhaal Dutch, Flemish
- overhalen Dutch, Flemish
- overheid Dutch, Flemish
- overhemd Dutch, Flemish
- overhouden Dutch, Flemish
- overig Dutch, Flemish
- overjagen Dutch, Flemish
- overjas Dutch, Flemish
- overkant Dutch, Flemish
- overkijken Dutch, Flemish
- overklokken Dutch, Flemish
- overkoken Dutch, Flemish
- overkomen Dutch, Flemish
- overlaatst Dutch, Flemish
- overladen Dutch, Flemish
- overleveren Dutch, Flemish
- overlezen Dutch, Flemish
- overlopen Dutch, Flemish
- overmacht Dutch, Flemish
- overmaken Dutch, Flemish
- overname Dutch, Flemish
- overnemen Dutch, Flemish
- overplaatsen Dutch, Flemish
- overschilderen Dutch, Flemish
- overschrijven Dutch, Flemish
- overslaan Dutch, Flemish
- oversnijden Dutch, Flemish
- overspel Dutch, Flemish
- overspelen Dutch, Flemish
- overspuiten Dutch, Flemish
- overstappen Dutch, Flemish
- overste Dutch, Flemish
- overstemmen Dutch, Flemish
- overstromen Dutch, Flemish
- overstuur Dutch, Flemish
- overtekenen Dutch, Flemish
- overtoom Dutch, Flemish
- overtrekken Dutch, Flemish
- overvaren Dutch, Flemish
- overvliegen Dutch, Flemish
- overvoeren Dutch, Flemish
- overweg Dutch, Flemish
- overwerk Dutch, Flemish
- overwerken Dutch, Flemish
- overzees Dutch, Flemish
- overzeilen Dutch, Flemish
- overzetten Dutch, Flemish
- overzicht Dutch, Flemish
- voorover Dutch, Flemish
- sticht Middle Dutch
- ōver Middle Dutch
- over
- overig
- Sticht
- Stichts
- overste
- overjas
- overweg
- overgave
- overspel
- overkant
- overtoom
- overheid
- overzees
- overname
- overdoen
- overgang
- overgaan
- overhaal
- overhemd
- overwerk
- voorover
- overlezen
- overerven
- overgeven
- overvaren
- overnemen
- overstuur
- overslaan
- overkomen
- overlopen
- overladen
- overhalen
- overmacht
- overmaken
- overjagen
- overkoken
- overzicht
- overzeilen
- overspelen
- Overijssel
- overvoeren
- overdracht
- overgooien
- overgieten
- achterover
- overlaatst
- overhouden
- overkijken
- overzetten
- overwerken
- overdragen
- overvliegen
- overstromen
- overtekenen
- overbrengen
- overspuiten
- oversnijden
- overstappen
- overtrekken
- overblijven
- Nedersticht
- overstemmen
- overklokken
- overleveren
- overplaatsen
- overduidelijk
- overschrijven
- overschilderen