overkant
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- The other side, the opposite side, the far side.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish over (over, over-, again, excessively, excessive) + Dutch, Flemish kant (side, neat, edge, clever).
Origin
Dutch (Brabantic)
kant
Gloss
side, neat, edge, clever
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
端, 縁
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Overijssel Dutch, Flemish
- Oversticht Dutch, Flemish
- aanbodkant Dutch, Flemish
- achterkant Dutch, Flemish
- achterover Dutch, Flemish
- binnenkant Dutch, Flemish
- bovenkant Dutch, Flemish
- buitenkant Dutch, Flemish
- kant Dutch, Flemish
- kanten Dutch, Flemish
- kantlijn Dutch, Flemish
- kanttekening Dutch, Flemish
- over Dutch, Flemish
- overblijven Dutch, Flemish
- overbrengen Dutch, Flemish
- overdoen Dutch, Flemish
- overdracht Dutch, Flemish
- overdragen Dutch, Flemish
- overduidelijk Dutch, Flemish
- overerven Dutch, Flemish
- overgaan Dutch, Flemish
- overgang Dutch, Flemish
- overgave Dutch, Flemish
- overgeven Dutch, Flemish
- overgieten Dutch, Flemish
- overgooien Dutch, Flemish
- overhaal Dutch, Flemish
- overhalen Dutch, Flemish
- overheid Dutch, Flemish
- overhemd Dutch, Flemish
- overhouden Dutch, Flemish
- overig Dutch, Flemish
- overjagen Dutch, Flemish
- overjas Dutch, Flemish
- overkijken Dutch, Flemish
- overklokken Dutch, Flemish
- overkoken Dutch, Flemish
- overkomen Dutch, Flemish
- overlaatst Dutch, Flemish
- overladen Dutch, Flemish
- overleveren Dutch, Flemish
- overlezen Dutch, Flemish
- overlopen Dutch, Flemish
- overmacht Dutch, Flemish
- overmaken Dutch, Flemish
- overname Dutch, Flemish
- overnemen Dutch, Flemish
- overplaatsen Dutch, Flemish
- overschilderen Dutch, Flemish
- overschrijven Dutch, Flemish
- overslaan Dutch, Flemish
- oversnijden Dutch, Flemish
- overspel Dutch, Flemish
- overspelen Dutch, Flemish
- overspuiten Dutch, Flemish
- overstappen Dutch, Flemish
- overste Dutch, Flemish
- overstemmen Dutch, Flemish
- overstromen Dutch, Flemish
- overstuur Dutch, Flemish
- overtekenen Dutch, Flemish
- overtoom Dutch, Flemish
- overtrekken Dutch, Flemish
- overvaren Dutch, Flemish
- overvliegen Dutch, Flemish
- overvoeren Dutch, Flemish
- overweg Dutch, Flemish
- overwerk Dutch, Flemish
- overwerken Dutch, Flemish
- overzees Dutch, Flemish
- overzeilen Dutch, Flemish
- overzetten Dutch, Flemish
- overzicht Dutch, Flemish
- vierkant Dutch, Flemish
- voorkant Dutch, Flemish
- voorover Dutch, Flemish
- zijkant Dutch, Flemish
- cant Middle Dutch
- ōver Middle Dutch
- over
- kant
- overig
- kanten
- overste
- zijkant
- overjas
- overweg
- overname
- overheid
- overdoen
- kantlijn
- vierkant
- voorkant
- overgaan
- overhaal
- overhemd
- voorover
- overgang
- overwerk
- overgave
- overspel
- overtoom
- overzees
- overgeven
- overvaren
- bovenkant
- overmaken
- overzicht
- overhalen
- overlezen
- overkomen
- overmacht
- overkoken
- overerven
- overnemen
- overstuur
- overslaan
- overlopen
- overladen
- overjagen
- binnenkant
- overgieten
- overlaatst
- Oversticht
- overzeilen
- overkijken
- overwerken
- overspelen
- buitenkant
- overdracht
- aanbodkant
- overhouden
- overdragen
- Overijssel
- overvoeren
- overgooien
- achterover
- achterkant
- overzetten
- overstemmen
- overleveren
- overstromen
- overtrekken
- overklokken
- overvliegen
- overspuiten
- overtekenen
- overbrengen
- oversnijden
- overstappen
- overblijven
- kanttekening
- overplaatsen
- overschrijven
- overduidelijk
- overschilderen