overlezen
Dutch (Brabantic)
/ˈoːvərˌleːzə(n)/, /ˌoːvərˈleːzə(n)/
verb
Definitions
- (transitive) to read again
- (transitive) to read over, to read through
Etymology
Compound from Dutch, Flemish over (over, over-, again, excessively, excessive) + Dutch, Flemish lezen (read, gather).
Origin
Dutch (Brabantic)
lezen
Gloss
read, gather
Concept
Semantic Field
Speech and language
Ontological Category
Action/Process
Kanji
読
Emoji
📒 📓 📕 📖 📚️ 📰
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Overijssel Dutch, Flemish
- Oversticht Dutch, Flemish
- achterover Dutch, Flemish
- aflezen Dutch, Flemish
- belezen Dutch, Flemish
- doorlezen Dutch, Flemish
- leesbaar Dutch, Flemish
- leesbril Dutch, Flemish
- leeslamp Dutch, Flemish
- leesteken Dutch, Flemish
- leesvoer Dutch, Flemish
- leeszaal Dutch, Flemish
- lezen Dutch, Flemish
- lezenaar Dutch, Flemish
- lezer Dutch, Flemish
- lezing Dutch, Flemish
- liplezen Dutch, Flemish
- over Dutch, Flemish
- overblijven Dutch, Flemish
- overbrengen Dutch, Flemish
- overdoen Dutch, Flemish
- overdracht Dutch, Flemish
- overdragen Dutch, Flemish
- overduidelijk Dutch, Flemish
- overerven Dutch, Flemish
- overgaan Dutch, Flemish
- overgang Dutch, Flemish
- overgave Dutch, Flemish
- overgeven Dutch, Flemish
- overgieten Dutch, Flemish
- overgooien Dutch, Flemish
- overhaal Dutch, Flemish
- overhalen Dutch, Flemish
- overheid Dutch, Flemish
- overhemd Dutch, Flemish
- overhouden Dutch, Flemish
- overig Dutch, Flemish
- overjagen Dutch, Flemish
- overjas Dutch, Flemish
- overkant Dutch, Flemish
- overkijken Dutch, Flemish
- overklokken Dutch, Flemish
- overkoken Dutch, Flemish
- overkomen Dutch, Flemish
- overlaatst Dutch, Flemish
- overladen Dutch, Flemish
- overleveren Dutch, Flemish
- overlopen Dutch, Flemish
- overmacht Dutch, Flemish
- overmaken Dutch, Flemish
- overname Dutch, Flemish
- overnemen Dutch, Flemish
- overplaatsen Dutch, Flemish
- overschilderen Dutch, Flemish
- overschrijven Dutch, Flemish
- overslaan Dutch, Flemish
- oversnijden Dutch, Flemish
- overspel Dutch, Flemish
- overspelen Dutch, Flemish
- overspuiten Dutch, Flemish
- overstappen Dutch, Flemish
- overste Dutch, Flemish
- overstemmen Dutch, Flemish
- overstromen Dutch, Flemish
- overstuur Dutch, Flemish
- overtekenen Dutch, Flemish
- overtoom Dutch, Flemish
- overtrekken Dutch, Flemish
- overvaren Dutch, Flemish
- overvliegen Dutch, Flemish
- overvoeren Dutch, Flemish
- overweg Dutch, Flemish
- overwerk Dutch, Flemish
- overwerken Dutch, Flemish
- overzees Dutch, Flemish
- overzeilen Dutch, Flemish
- overzetten Dutch, Flemish
- overzicht Dutch, Flemish
- uitlezen Dutch, Flemish
- voorlezen Dutch, Flemish
- voorover Dutch, Flemish
- lēsen Middle Dutch
- ōver Middle Dutch
- lees Afrikaans
- lesa Papiamentu
- over
- lezen
- lezer
- overig
- lezing
- aflezen
- belezen
- overste
- overjas
- overweg
- overname
- leesbaar
- leeslamp
- overheid
- overdoen
- overgaan
- overhaal
- overhemd
- liplezen
- leesbril
- voorover
- uitlezen
- leeszaal
- overgang
- overwerk
- overgave
- leesvoer
- overkant
- overspel
- overtoom
- lezenaar
- overzees
- overgeven
- overvaren
- doorlezen
- overmaken
- overzicht
- overhalen
- overkomen
- leesteken
- overmacht
- overkoken
- voorlezen
- overerven
- overnemen
- overstuur
- overslaan
- overlopen
- overladen
- overjagen
- overgieten
- overlaatst
- Oversticht
- overzeilen
- overkijken
- overwerken
- overspelen
- overdracht
- overhouden
- overdragen
- Overijssel
- overvoeren
- overgooien
- achterover
- overzetten
- overstemmen
- overleveren
- overstromen
- overtrekken
- overklokken
- overvliegen
- overspuiten
- overtekenen
- overbrengen
- oversnijden
- overstappen
- overblijven
- overplaatsen
- overschrijven
- overduidelijk
- overschilderen