lijnvliegtuig
Dutch (Brabantic)
/ˈlɛi̯n.vlixˌtœy̯x/
noun
Definitions
- (aviation) An airliner, an aeroplane flying a scheduled flight.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish lijn (line, flax, rope, linum, leash, thin rope, cord) + Dutch, Flemish vliegtuig (airplane, aeroplane, plane, aircraft).
Origin
Dutch (Brabantic)
vliegtuig
Gloss
airplane, aeroplane, plane, aircraft
Concept
Semantic Field
Modern world
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
✈️ 🛩️ 🛫 🛬 💺
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandrijflijn Dutch, Flemish
- aanlijnen Dutch, Flemish
- aanvoerlijn Dutch, Flemish
- amfibievliegtuig Dutch, Flemish
- angellijn Dutch, Flemish
- baslijn Dutch, Flemish
- bombardementsvliegtuig Dutch, Flemish
- bomvliegtuig Dutch, Flemish
- buslijn Dutch, Flemish
- eendvliegtuig Dutch, Flemish
- gedachtelijn Dutch, Flemish
- hondenlijn Dutch, Flemish
- jaaglijn Dutch, Flemish
- jachtvliegtuig Dutch, Flemish
- kantlijn Dutch, Flemish
- kettinglijn Dutch, Flemish
- kolenlijn Dutch, Flemish
- kustlijn Dutch, Flemish
- lijn Dutch, Flemish
- lijnen Dutch, Flemish
- lijnintegraal Dutch, Flemish
- lijnlading Dutch, Flemish
- lijnladingsdichtheid Dutch, Flemish
- lijnolie Dutch, Flemish
- lijnrecht Dutch, Flemish
- lijnstroom Dutch, Flemish
- lijnstroomdichtheid Dutch, Flemish
- lijnstuk Dutch, Flemish
- lijnvlucht Dutch, Flemish
- lijnzaad Dutch, Flemish
- linnen Dutch, Flemish
- loodlijn Dutch, Flemish
- middellijn Dutch, Flemish
- molenvliegtuig Dutch, Flemish
- partijlijn Dutch, Flemish
- raaklijn Dutch, Flemish
- rechtlijnig Dutch, Flemish
- richtlijn Dutch, Flemish
- scheidingslijn Dutch, Flemish
- scheidlijn Dutch, Flemish
- scheidslijn Dutch, Flemish
- schroeflijn Dutch, Flemish
- snuffelvliegtuig Dutch, Flemish
- spierkrachtvliegtuig Dutch, Flemish
- spionagevliegtuig Dutch, Flemish
- spoorlijn Dutch, Flemish
- straalvliegtuig Dutch, Flemish
- stroomlijn Dutch, Flemish
- telefoonlijn Dutch, Flemish
- tijdlijn Dutch, Flemish
- tuig Dutch, Flemish
- verhaallijn Dutch, Flemish
- verkeersvliegtuig Dutch, Flemish
- vislijn Dutch, Flemish
- vlaggenlijn Dutch, Flemish
- vliegen Dutch, Flemish
- vliegtuig Dutch, Flemish
- vliegtuigbom Dutch, Flemish
- vliegtuigkaper Dutch, Flemish
- vliegtuigkaping Dutch, Flemish
- vliegtuigmoederschip Dutch, Flemish
- vliegtuigongeluk Dutch, Flemish
- vliegtuigslurf Dutch, Flemish
- vloedlijn Dutch, Flemish
- vrachtvliegtuig Dutch, Flemish
- waslijn Dutch, Flemish
- watervliegtuig Dutch, Flemish
- zweefvliegtuig Dutch, Flemish
- lin Indonesian
- līne Middle Dutch
- vliegtuig Afrikaans
- ლინი Georgian
- lijn
- tuig
- lijnen
- linnen
- vliegen
- waslijn
- vislijn
- buslijn
- baslijn
- kustlijn
- lijnolie
- loodlijn
- lijnstuk
- jaaglijn
- lijnzaad
- kantlijn
- tijdlijn
- raaklijn
- angellijn
- richtlijn
- aanlijnen
- vliegtuig
- lijnrecht
- spoorlijn
- kolenlijn
- vloedlijn
- scheidlijn
- stroomlijn
- lijnstroom
- lijnlading
- hondenlijn
- partijlijn
- lijnvlucht
- middellijn
- scheidslijn
- schroeflijn
- aanvoerlijn
- verhaallijn
- vlaggenlijn
- rechtlijnig
- kettinglijn
- telefoonlijn
- bomvliegtuig
- aandrijflijn
- vliegtuigbom
- gedachtelijn
- eendvliegtuig
- lijnintegraal
- watervliegtuig
- scheidingslijn
- vliegtuigslurf
- zweefvliegtuig
- vliegtuigkaper
- molenvliegtuig
- jachtvliegtuig
- straalvliegtuig
- vliegtuigkaping
- vrachtvliegtuig
- vliegtuigongeluk
- snuffelvliegtuig
- amfibievliegtuig
- verkeersvliegtuig
- spionagevliegtuig
- lijnstroomdichtheid
- vliegtuigmoederschip
- lijnladingsdichtheid
- spierkrachtvliegtuig
- bombardementsvliegtuig