spoorlijn
Dutch (Brabantic)
/ˈspoːr.lɛi̯n/
noun
Definitions
- A railway line.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish spoor (track, railway, trace, trail, spore, spur, train, railway track) + Dutch, Flemish lijn (line, flax, rope, linum, leash, thin rope, cord).
Origin
Dutch (Brabantic)
lijn
Gloss
line, flax, rope, linum, leash, thin rope, cord
Concept
Semantic Field
Spatial relations
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
線
Emoji
🎣 📏 📐
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandrijflijn Dutch, Flemish
- aanlijnen Dutch, Flemish
- aanvoerlijn Dutch, Flemish
- angellijn Dutch, Flemish
- baslijn Dutch, Flemish
- bloedspoor Dutch, Flemish
- buitensporig Dutch, Flemish
- buslijn Dutch, Flemish
- dubbelspoor Dutch, Flemish
- dwaalspoor Dutch, Flemish
- enkelspoor Dutch, Flemish
- gedachtelijn Dutch, Flemish
- hondenlijn Dutch, Flemish
- jaaglijn Dutch, Flemish
- kantlijn Dutch, Flemish
- karrenspoor Dutch, Flemish
- karrespoor Dutch, Flemish
- kettinglijn Dutch, Flemish
- kolenlijn Dutch, Flemish
- kustlijn Dutch, Flemish
- lijn Dutch, Flemish
- lijnen Dutch, Flemish
- lijnintegraal Dutch, Flemish
- lijnlading Dutch, Flemish
- lijnladingsdichtheid Dutch, Flemish
- lijnolie Dutch, Flemish
- lijnrecht Dutch, Flemish
- lijnstroom Dutch, Flemish
- lijnstroomdichtheid Dutch, Flemish
- lijnstuk Dutch, Flemish
- lijnvliegtuig Dutch, Flemish
- lijnvlucht Dutch, Flemish
- lijnzaad Dutch, Flemish
- linnen Dutch, Flemish
- loodlijn Dutch, Flemish
- middellijn Dutch, Flemish
- nasporen Dutch, Flemish
- partijlijn Dutch, Flemish
- raaklijn Dutch, Flemish
- rechtlijnig Dutch, Flemish
- richtlijn Dutch, Flemish
- scheidingslijn Dutch, Flemish
- scheidlijn Dutch, Flemish
- scheidslijn Dutch, Flemish
- schroeflijn Dutch, Flemish
- smalspoor Dutch, Flemish
- spoor Dutch, Flemish
- spoorbrug Dutch, Flemish
- spoorfiets Dutch, Flemish
- spoorloos Dutch, Flemish
- spoorrail Dutch, Flemish
- spoortunnel Dutch, Flemish
- spoorweg Dutch, Flemish
- sporen Dutch, Flemish
- sporendoos Dutch, Flemish
- stroomlijn Dutch, Flemish
- telefoonlijn Dutch, Flemish
- tijdlijn Dutch, Flemish
- verhaallijn Dutch, Flemish
- vislijn Dutch, Flemish
- vlaggenlijn Dutch, Flemish
- vloedlijn Dutch, Flemish
- voetspoor Dutch, Flemish
- waslijn Dutch, Flemish
- *spurą Proto-Germanic
- lin Indonesian
- sepur Indonesian
- līne Middle Dutch
- spor Middle Dutch
- spoor Afrikaans
- ლინი Georgian
- sepur Javanese
- lijn
- spoor
- sporen
- lijnen
- linnen
- waslijn
- vislijn
- buslijn
- baslijn
- kustlijn
- lijnolie
- loodlijn
- spoorweg
- lijnstuk
- jaaglijn
- lijnzaad
- nasporen
- kantlijn
- tijdlijn
- raaklijn
- angellijn
- richtlijn
- aanlijnen
- spoorloos
- smalspoor
- spoorbrug
- lijnrecht
- spoorrail
- voetspoor
- kolenlijn
- vloedlijn
- spoorfiets
- scheidlijn
- stroomlijn
- sporendoos
- lijnstroom
- karrespoor
- lijnlading
- hondenlijn
- partijlijn
- dwaalspoor
- lijnvlucht
- middellijn
- bloedspoor
- enkelspoor
- scheidslijn
- schroeflijn
- dubbelspoor
- aanvoerlijn
- verhaallijn
- vlaggenlijn
- karrenspoor
- rechtlijnig
- kettinglijn
- spoortunnel
- telefoonlijn
- aandrijflijn
- buitensporig
- gedachtelijn
- lijnvliegtuig
- lijnintegraal
- scheidingslijn
- lijnstroomdichtheid
- lijnladingsdichtheid