vliegtuig
Afrikaans
noun
Definitions
- aeroplane, aircraft
Etymology
Borrowed from Dutch, Flemish vliegtuig (airplane, aeroplane, plane, aircraft) compound from Afrikaans vlieg + Afrikaans tuig.
Origin
Afrikaans
tuig
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- amfibievliegtuig Dutch, Flemish
- bombardementsvliegtuig Dutch, Flemish
- bomvliegtuig Dutch, Flemish
- eendvliegtuig Dutch, Flemish
- jachtvliegtuig Dutch, Flemish
- lijnvliegtuig Dutch, Flemish
- molenvliegtuig Dutch, Flemish
- snuffelvliegtuig Dutch, Flemish
- spierkrachtvliegtuig Dutch, Flemish
- spionagevliegtuig Dutch, Flemish
- straalvliegtuig Dutch, Flemish
- tuig Dutch, Flemish
- verkeersvliegtuig Dutch, Flemish
- vlieg Dutch, Flemish
- vliegen Dutch, Flemish
- vliegtuig Dutch, Flemish
- vliegtuigbom Dutch, Flemish
- vliegtuigkaper Dutch, Flemish
- vliegtuigkaping Dutch, Flemish
- vliegtuigmoederschip Dutch, Flemish
- vliegtuigongeluk Dutch, Flemish
- vliegtuigslurf Dutch, Flemish
- vrachtvliegtuig Dutch, Flemish
- watervliegtuig Dutch, Flemish
- zweefvliegtuig Dutch, Flemish
- tuig Afrikaans
- vaartuig Afrikaans
- vlieg Afrikaans
- vliegdek Afrikaans