vliegtuigkaper
Dutch (Brabantic)
/ˈvlix.tœy̯xˌkaː.pər/
noun
Definitions
- An aeroplane hijacker.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish vliegtuig (airplane, aeroplane, plane, aircraft) + Dutch, Flemish kaper (privateer).
Origin
Dutch (Brabantic)
kaper
Gloss
privateer
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- amfibievliegtuig Dutch, Flemish
- bombardementsvliegtuig Dutch, Flemish
- bomvliegtuig Dutch, Flemish
- eendvliegtuig Dutch, Flemish
- jachtvliegtuig Dutch, Flemish
- kaper Dutch, Flemish
- kaperbrief Dutch, Flemish
- kapersbrief Dutch, Flemish
- kaperschip Dutch, Flemish
- lijnvliegtuig Dutch, Flemish
- molenvliegtuig Dutch, Flemish
- snuffelvliegtuig Dutch, Flemish
- spierkrachtvliegtuig Dutch, Flemish
- spionagevliegtuig Dutch, Flemish
- straalvliegtuig Dutch, Flemish
- tuig Dutch, Flemish
- verkeersvliegtuig Dutch, Flemish
- vliegen Dutch, Flemish
- vliegtuig Dutch, Flemish
- vliegtuigbom Dutch, Flemish
- vliegtuigkaping Dutch, Flemish
- vliegtuigmoederschip Dutch, Flemish
- vliegtuigongeluk Dutch, Flemish
- vliegtuigslurf Dutch, Flemish
- vrachtvliegtuig Dutch, Flemish
- watervliegtuig Dutch, Flemish
- zweefvliegtuig Dutch, Flemish
- kaper Danish
- kapring Danish
- vliegtuig Afrikaans
- tuig
- kaper
- vliegen
- vliegtuig
- kaperschip
- kaperbrief
- kapersbrief
- vliegtuigbom
- bomvliegtuig
- lijnvliegtuig
- eendvliegtuig
- watervliegtuig
- vliegtuigslurf
- molenvliegtuig
- zweefvliegtuig
- jachtvliegtuig
- vliegtuigkaping
- vrachtvliegtuig
- straalvliegtuig
- snuffelvliegtuig
- vliegtuigongeluk
- amfibievliegtuig
- spionagevliegtuig
- verkeersvliegtuig
- vliegtuigmoederschip
- spierkrachtvliegtuig
- bombardementsvliegtuig