verkeersvliegtuig
Dutch (Brabantic)
/vɛrˈkeːrs.flixˌtœy̯x/
noun
Definitions
- commercial aeroplane, civilian airplane
Etymology
Compound from Dutch, Flemish verkeer (traffic, exchange, intercourse) + Dutch, Flemish vliegtuig (airplane, aeroplane, plane, aircraft).
Origin
Dutch (Brabantic)
vliegtuig
Gloss
airplane, aeroplane, plane, aircraft
Concept
Semantic Field
Modern world
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
✈️ 🛩️ 🛫 🛬 💺
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Verkehr German
- amfibievliegtuig Dutch, Flemish
- autoverkeer Dutch, Flemish
- bombardementsvliegtuig Dutch, Flemish
- bomvliegtuig Dutch, Flemish
- eendvliegtuig Dutch, Flemish
- geslachtsverkeer Dutch, Flemish
- handelsverkeer Dutch, Flemish
- jachtvliegtuig Dutch, Flemish
- lijnvliegtuig Dutch, Flemish
- luchtvaartverkeer Dutch, Flemish
- luchtverkeer Dutch, Flemish
- molenvliegtuig Dutch, Flemish
- scheepvaartverkeer Dutch, Flemish
- sluipverkeer Dutch, Flemish
- snelverkeer Dutch, Flemish
- snuffelvliegtuig Dutch, Flemish
- spierkrachtvliegtuig Dutch, Flemish
- spionagevliegtuig Dutch, Flemish
- straalvliegtuig Dutch, Flemish
- tuig Dutch, Flemish
- verkeer Dutch, Flemish
- verkeersader Dutch, Flemish
- verkeersafwikkeling Dutch, Flemish
- verkeersfuik Dutch, Flemish
- verkeersknoop Dutch, Flemish
- verkeersknooppunt Dutch, Flemish
- verkeerslicht Dutch, Flemish
- verkeersongeluk Dutch, Flemish
- verkeersongeval Dutch, Flemish
- verkeerspaal Dutch, Flemish
- verkeersplein Dutch, Flemish
- verkeersregel Dutch, Flemish
- vliegen Dutch, Flemish
- vliegtuig Dutch, Flemish
- vliegtuigbom Dutch, Flemish
- vliegtuigkaper Dutch, Flemish
- vliegtuigkaping Dutch, Flemish
- vliegtuigmoederschip Dutch, Flemish
- vliegtuigongeluk Dutch, Flemish
- vliegtuigslurf Dutch, Flemish
- vliegverkeer Dutch, Flemish
- vrachtvliegtuig Dutch, Flemish
- vreemdelingenverkeer Dutch, Flemish
- watervliegtuig Dutch, Flemish
- wegverkeer Dutch, Flemish
- zweefvliegtuig Dutch, Flemish
- verkeer Afrikaans
- vliegtuig Afrikaans
- tuig
- vliegen
- verkeer
- vliegtuig
- wegverkeer
- snelverkeer
- autoverkeer
- verkeersader
- luchtverkeer
- bomvliegtuig
- verkeersfuik
- sluipverkeer
- vliegtuigbom
- verkeerspaal
- vliegverkeer
- verkeersknoop
- verkeersplein
- lijnvliegtuig
- verkeersregel
- eendvliegtuig
- verkeerslicht
- watervliegtuig
- vliegtuigslurf
- zweefvliegtuig
- vliegtuigkaper
- handelsverkeer
- molenvliegtuig
- jachtvliegtuig
- verkeersongeval
- verkeersongeluk
- straalvliegtuig
- vliegtuigkaping
- vrachtvliegtuig
- vliegtuigongeluk
- geslachtsverkeer
- snuffelvliegtuig
- amfibievliegtuig
- verkeersknooppunt
- spionagevliegtuig
- luchtvaartverkeer
- scheepvaartverkeer
- verkeersafwikkeling
- vliegtuigmoederschip
- vreemdelingenverkeer
- spierkrachtvliegtuig
- bombardementsvliegtuig