buslijn
Dutch (Brabantic)
/ˈbʏs.lɛi̯n/
noun
Definitions
- bus route, bus line
Etymology
Affix from Dutch, Flemish bus (bus, box, gun, firearm, cannon, omnibus, tin, motor bus, coach, van, firing chamber, container) + Dutch, Flemish lijn (line, flax, rope, linum, leash, thin rope, cord).
Origin
Dutch (Brabantic)
lijn
Gloss
line, flax, rope, linum, leash, thin rope, cord
Concept
Semantic Field
Spatial relations
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
線
Emoji
🎣 📏 📐
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- omnibus Latin
- archibugio Italian
- aandrijflijn Dutch, Flemish
- aanlijnen Dutch, Flemish
- aanvoerlijn Dutch, Flemish
- adresbus Dutch, Flemish
- angellijn Dutch, Flemish
- autobus Dutch, Flemish
- baslijn Dutch, Flemish
- bestelbus Dutch, Flemish
- besturingsbus Dutch, Flemish
- bibliobus Dutch, Flemish
- brievenbus Dutch, Flemish
- broodbus Dutch, Flemish
- bus Dutch, Flemish
- busbaan Dutch, Flemish
- busbestuurder Dutch, Flemish
- buschauffeur Dutch, Flemish
- buschauffeuse Dutch, Flemish
- busdrager Dutch, Flemish
- bushalte Dutch, Flemish
- bushok Dutch, Flemish
- bushuis Dutch, Flemish
- buskruit Dutch, Flemish
- busmeester Dutch, Flemish
- busschieter Dutch, Flemish
- bussen Dutch, Flemish
- busstation Dutch, Flemish
- donderbus Dutch, Flemish
- doodbus Dutch, Flemish
- gedachtelijn Dutch, Flemish
- haakbus Dutch, Flemish
- hondenlijn Dutch, Flemish
- jaaglijn Dutch, Flemish
- kantlijn Dutch, Flemish
- kettinglijn Dutch, Flemish
- kolenlijn Dutch, Flemish
- kustlijn Dutch, Flemish
- lijn Dutch, Flemish
- lijnen Dutch, Flemish
- lijnintegraal Dutch, Flemish
- lijnlading Dutch, Flemish
- lijnladingsdichtheid Dutch, Flemish
- lijnolie Dutch, Flemish
- lijnrecht Dutch, Flemish
- lijnstroom Dutch, Flemish
- lijnstroomdichtheid Dutch, Flemish
- lijnstuk Dutch, Flemish
- lijnvliegtuig Dutch, Flemish
- lijnvlucht Dutch, Flemish
- lijnzaad Dutch, Flemish
- linnen Dutch, Flemish
- loodlijn Dutch, Flemish
- middellijn Dutch, Flemish
- nachtbus Dutch, Flemish
- partijlijn Dutch, Flemish
- pendelbus Dutch, Flemish
- postbus Dutch, Flemish
- raaklijn Dutch, Flemish
- rechtlijnig Dutch, Flemish
- richtlijn Dutch, Flemish
- scheidingslijn Dutch, Flemish
- scheidlijn Dutch, Flemish
- scheidslijn Dutch, Flemish
- schoolbus Dutch, Flemish
- schroeflijn Dutch, Flemish
- schrootbus Dutch, Flemish
- spoorlijn Dutch, Flemish
- stadsbus Dutch, Flemish
- stembus Dutch, Flemish
- stroomlijn Dutch, Flemish
- telefoonlijn Dutch, Flemish
- tijdlijn Dutch, Flemish
- verhaallijn Dutch, Flemish
- vislijn Dutch, Flemish
- vlaggenlijn Dutch, Flemish
- vloedlijn Dutch, Flemish
- waslijn Dutch, Flemish
- bis Indonesian
- bus Indonesian
- lin Indonesian
- līne Middle Dutch
- *bussa Old Dutch
- ლინი Georgian
- basy Malagasy
- bus
- lijn
- bushok
- bussen
- lijnen
- linnen
- busbaan
- doodbus
- haakbus
- bushuis
- postbus
- stembus
- waslijn
- vislijn
- autobus
- baslijn
- broodbus
- kustlijn
- bushalte
- lijnolie
- loodlijn
- nachtbus
- lijnstuk
- jaaglijn
- adresbus
- lijnzaad
- kantlijn
- buskruit
- tijdlijn
- raaklijn
- stadsbus
- angellijn
- richtlijn
- aanlijnen
- busdrager
- schoolbus
- bibliobus
- pendelbus
- donderbus
- lijnrecht
- spoorlijn
- bestelbus
- kolenlijn
- vloedlijn
- scheidlijn
- stroomlijn
- lijnstroom
- brievenbus
- lijnlading
- busmeester
- hondenlijn
- partijlijn
- busstation
- lijnvlucht
- middellijn
- schrootbus
- scheidslijn
- schroeflijn
- aanvoerlijn
- verhaallijn
- vlaggenlijn
- rechtlijnig
- kettinglijn
- busschieter
- telefoonlijn
- buschauffeur
- aandrijflijn
- gedachtelijn
- besturingsbus
- lijnvliegtuig
- buschauffeuse
- lijnintegraal
- busbestuurder
- scheidingslijn
- lijnstroomdichtheid
- lijnladingsdichtheid