roodhaar
Dutch (Brabantic)
/ˈroːt.ɦaːr/
noun
Definitions
- A ginger, a redhead, a red-haired person.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish rood (red) + Dutch, Flemish haar (hair, her, haar, dry wind).
Origin
Dutch (Brabantic)
haar
Gloss
hair, her, haar, dry wind
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
髪
Emoji
👱 👱♀️ 👱♂️ 🦳
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- avondrood Dutch, Flemish
- baardhaar Dutch, Flemish
- beharing Dutch, Flemish
- bloedrood Dutch, Flemish
- bordeauxrood Dutch, Flemish
- grijsharig Dutch, Flemish
- haar Dutch, Flemish
- haarbal Dutch, Flemish
- haarband Dutch, Flemish
- haarborstel Dutch, Flemish
- haardos Dutch, Flemish
- haardroger Dutch, Flemish
- haarnaald Dutch, Flemish
- haarschuier Dutch, Flemish
- haarspeld Dutch, Flemish
- haarspray Dutch, Flemish
- haarstuk Dutch, Flemish
- haaruitval Dutch, Flemish
- haarverf Dutch, Flemish
- haarverlies Dutch, Flemish
- harig Dutch, Flemish
- karmijnrood Dutch, Flemish
- kersenrood Dutch, Flemish
- kersrood Dutch, Flemish
- koraalrood Dutch, Flemish
- kortharig Dutch, Flemish
- langharig Dutch, Flemish
- lippenrood Dutch, Flemish
- melkboerenhondenhaar Dutch, Flemish
- morgenrood Dutch, Flemish
- okerrood Dutch, Flemish
- okselhaar Dutch, Flemish
- paarsrood Dutch, Flemish
- robijnrood Dutch, Flemish
- rood Dutch, Flemish
- roodachtig Dutch, Flemish
- roodbaars Dutch, Flemish
- roodbont Dutch, Flemish
- roodborst Dutch, Flemish
- roodborstlijster Dutch, Flemish
- roodgloeiend Dutch, Flemish
- roodharig Dutch, Flemish
- roodhert Dutch, Flemish
- roodkop Dutch, Flemish
- roodmus Dutch, Flemish
- roodrijder Dutch, Flemish
- roodsel Dutch, Flemish
- roodverschuiving Dutch, Flemish
- rozenrood Dutch, Flemish
- rozerood Dutch, Flemish
- schaamrood Dutch, Flemish
- scharlakenrood Dutch, Flemish
- snorhaar Dutch, Flemish
- vuurrood Dutch, Flemish
- wijnrood Dutch, Flemish
- wolharig Dutch, Flemish
- zweephaar Dutch, Flemish
- haer Middle Dutch
- rôot Middle Dutch
- haar Afrikaans
- rooi Afrikaans
- haar
- rood
- harig
- haarbal
- haardos
- roodmus
- roodkop
- roodsel
- vuurrood
- beharing
- roodhert
- haarverf
- kersrood
- rozerood
- roodbont
- snorhaar
- wijnrood
- okerrood
- wolharig
- haarstuk
- haarband
- okselhaar
- roodharig
- paarsrood
- baardhaar
- haarnaald
- haarspeld
- bloedrood
- avondrood
- haarspray
- zweephaar
- roodborst
- kortharig
- rozenrood
- roodbaars
- langharig
- grijsharig
- koraalrood
- roodrijder
- haardroger
- haaruitval
- roodachtig
- lippenrood
- kersenrood
- robijnrood
- schaamrood
- morgenrood
- karmijnrood
- haarborstel
- haarverlies
- haarschuier
- roodgloeiend
- bordeauxrood
- scharlakenrood
- roodverschuiving
- roodborstlijster
- melkboerenhondenhaar