vooruitzicht
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- outlook, expectation
Etymology
Compound from Dutch, Flemish vooruit (forward, ahead) + Dutch, Flemish zicht (sickle, sight, view).
Origin
Dutch (Brabantic)
zicht
Gloss
sickle, sight, view
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
鎌
Emoji
🌛 🌜️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- doorzichtig Dutch, Flemish
- gezicht Dutch, Flemish
- inzicht Dutch, Flemish
- kortzichtig Dutch, Flemish
- omzichtig Dutch, Flemish
- onderwaterzicht Dutch, Flemish
- opzicht Dutch, Flemish
- overzicht Dutch, Flemish
- toezicht Dutch, Flemish
- uit Dutch, Flemish
- uitzicht Dutch, Flemish
- voor Dutch, Flemish
- vooruit Dutch, Flemish
- vooruitblik Dutch, Flemish
- vooruitblikken Dutch, Flemish
- vooruitgaan Dutch, Flemish
- vooruitgang Dutch, Flemish
- vooruithelpen Dutch, Flemish
- vooruitkijken Dutch, Flemish
- vooruitspoelen Dutch, Flemish
- voorzicht Dutch, Flemish
- zicht Dutch, Flemish
- zichtbaar Dutch, Flemish
- zichtrekening Dutch, Flemish
- sichte Middle Dutch