achterhoofd
Dutch (Brabantic)
/ˈɑx.tərˌɦoːft/
noun
Definitions
- back of the head, occiput
Etymology
Compound from Dutch, Flemish achter (behind, back, rear-, after) + Dutch, Flemish hoofd (head, chief, leader, top, main).
Origin
Dutch (Brabantic)
hoofd
Gloss
head, chief, leader, top, main
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
頭
Emoji
💁 🗣️ 🙅 🙆 🙇 🙋 🙍 🙎 🤕 🤦 🤦♀️ 🤦♂️ 🤷
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Achterhoek Dutch, Flemish
- achter Dutch, Flemish
- achteraf Dutch, Flemish
- achterbak Dutch, Flemish
- achterban Dutch, Flemish
- achterblijven Dutch, Flemish
- achterbout Dutch, Flemish
- achterbuurt Dutch, Flemish
- achterdeel Dutch, Flemish
- achterdek Dutch, Flemish
- achterdenken Dutch, Flemish
- achterdeur Dutch, Flemish
- achtereen Dutch, Flemish
- achtereenvolgend Dutch, Flemish
- achtereind Dutch, Flemish
- achtergevel Dutch, Flemish
- achtergrond Dutch, Flemish
- achterhoede Dutch, Flemish
- achterhuis Dutch, Flemish
- achterin Dutch, Flemish
- achterjaar Dutch, Flemish
- achterkamer Dutch, Flemish
- achterkant Dutch, Flemish
- achterkasteel Dutch, Flemish
- achterklap Dutch, Flemish
- achterkleinkind Dutch, Flemish
- achterkousig Dutch, Flemish
- achterlaadgeweer Dutch, Flemish
- achterlader Dutch, Flemish
- achterland Dutch, Flemish
- achterlaten Dutch, Flemish
- achterleen Dutch, Flemish
- achterlijf Dutch, Flemish
- achterlijk Dutch, Flemish
- achtermiddag Dutch, Flemish
- achterna Dutch, Flemish
- achternaam Dutch, Flemish
- achterneef Dutch, Flemish
- achternicht Dutch, Flemish
- achternoen Dutch, Flemish
- achterom Dutch, Flemish
- achterop Dutch, Flemish
- achterover Dutch, Flemish
- achterplan Dutch, Flemish
- achterpoort Dutch, Flemish
- achterpoot Dutch, Flemish
- achterruit Dutch, Flemish
- achterruitenwisser Dutch, Flemish
- achterschip Dutch, Flemish
- achterstand Dutch, Flemish
- achterste Dutch, Flemish
- achtersteven Dutch, Flemish
- achtertocht Dutch, Flemish
- achtertuin Dutch, Flemish
- achteruit Dutch, Flemish
- achtervloed Dutch, Flemish
- achtervoegsel Dutch, Flemish
- achtervork Dutch, Flemish
- achterwaarts Dutch, Flemish
- achterwerk Dutch, Flemish
- achterzak Dutch, Flemish
- achterzeil Dutch, Flemish
- achterzetsel Dutch, Flemish
- balhoofd Dutch, Flemish
- doodshoofd Dutch, Flemish
- dorpshoofd Dutch, Flemish
- havenhoofd Dutch, Flemish
- hoofd Dutch, Flemish
- hoofdbureau Dutch, Flemish
- hoofddeksel Dutch, Flemish
- hoofddoek Dutch, Flemish
- hoofdeling Dutch, Flemish
- hoofdfiguur Dutch, Flemish
- hoofdingang Dutch, Flemish
- hoofdkaas Dutch, Flemish
- hoofdkussen Dutch, Flemish
- hoofdkwartier Dutch, Flemish
- hoofdluis Dutch, Flemish
- hoofdmacht Dutch, Flemish
- hoofdman Dutch, Flemish
- hoofdmotief Dutch, Flemish
- hoofdpersonage Dutch, Flemish
- hoofdpersoon Dutch, Flemish
- hoofdpijn Dutch, Flemish
- hoofdreeks Dutch, Flemish
- hoofdrekenen Dutch, Flemish
- hoofdstam Dutch, Flemish
- hoofdtelefoon Dutch, Flemish
- hoofdverdachte Dutch, Flemish
- ijlhoofdig Dutch, Flemish
- leeghoofd Dutch, Flemish
- opperhoofd Dutch, Flemish
- radiohoofd Dutch, Flemish
- rayonhoofd Dutch, Flemish
- schoolhoofd Dutch, Flemish
- staatshoofd Dutch, Flemish
- stamhoofd Dutch, Flemish
- strottenhoofd Dutch, Flemish
- voorhoofd Dutch, Flemish
- warhoofd Dutch, Flemish
- waterhoofd Dutch, Flemish
- zeehoofd Dutch, Flemish
- hop Indonesian
- hopagen Indonesian
- hopbiro Indonesian
- achter Middle Dutch
- hovet Middle Dutch
- hôvet Middle Dutch
- agter Afrikaans
- hoof Afrikaans
- hoofd
- achter
- achterom
- zeehoofd
- warhoofd
- hoofdman
- achterop
- achterna
- achteraf
- achterin
- balhoofd
- achterzak
- stamhoofd
- hoofdkaas
- hoofdstam
- hoofdluis
- achterban
- hoofddoek
- achtereen
- achterste
- hoofdpijn
- achteruit
- voorhoofd
- leeghoofd
- achterdek
- achterbak
- achterleen
- achterneef
- achterlijk
- dorpshoofd
- achterdeel
- ijlhoofdig
- achterhuis
- achterbout
- achterlijf
- opperhoofd
- achterdeur
- havenhoofd
- hoofdreeks
- Achterhoek
- hoofdmacht
- radiohoofd
- achterland
- achtereind
- achternoen
- achterplan
- rayonhoofd
- achtertuin
- waterhoofd
- achterruit
- achterover
- hoofdeling
- achterwerk
- doodshoofd
- achterpoot
- achterzeil
- achterkant
- achternaam
- achterklap
- achtervork
- achterjaar
- achterschip
- hoofddeksel
- achterlaten
- achterhoede
- hoofdbureau
- hoofdmotief
- hoofdfiguur
- achtervloed
- achterstand
- hoofdingang
- achtertocht
- achterpoort
- hoofdkussen
- achtergrond
- achterkamer
- achterlader
- achternicht
- schoolhoofd
- achtergevel
- staatshoofd
- achterbuurt
- achtersteven
- achterkousig
- hoofdpersoon
- achterwaarts
- achterzetsel
- achtermiddag
- achterdenken
- hoofdrekenen
- hoofdtelefoon
- achterkasteel
- strottenhoofd
- achtervoegsel
- achterblijven
- hoofdkwartier
- hoofdverdachte
- hoofdpersonage
- achterkleinkind
- achterlaadgeweer
- achtereenvolgend
- achterruitenwisser