hoofddoek
Dutch (Brabantic)
/ˈɦoːf.duk/
noun
Definitions
- headscarf, a more or less rectangular cloth worn over the head, mainly by women, now usually by Muslimas
Etymology
Inherited from Middle Dutch hovetdoek compound from Dutch, Flemish hoofd (head, chief, leader, top, main) + Dutch, Flemish doek (cloth, canvas, linen, fabric, garment, screen, curtain).
Origin
Dutch (Brabantic)
doek
Gloss
cloth, canvas, linen, fabric, garment, screen, curtain
Concept
Semantic Field
Clothing and grooming
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
布
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- achterhoofd Dutch, Flemish
- altaardoek Dutch, Flemish
- balhoofd Dutch, Flemish
- blinddoek Dutch, Flemish
- doek Dutch, Flemish
- doekboom Dutch, Flemish
- doodshoofd Dutch, Flemish
- dorpshoofd Dutch, Flemish
- draagdoek Dutch, Flemish
- dundoek Dutch, Flemish
- halsdoek Dutch, Flemish
- handdoek Dutch, Flemish
- havenhoofd Dutch, Flemish
- hoofd Dutch, Flemish
- hoofdbureau Dutch, Flemish
- hoofddeksel Dutch, Flemish
- hoofdeling Dutch, Flemish
- hoofdfiguur Dutch, Flemish
- hoofdingang Dutch, Flemish
- hoofdkaas Dutch, Flemish
- hoofdkussen Dutch, Flemish
- hoofdkwartier Dutch, Flemish
- hoofdluis Dutch, Flemish
- hoofdmacht Dutch, Flemish
- hoofdman Dutch, Flemish
- hoofdmotief Dutch, Flemish
- hoofdpersonage Dutch, Flemish
- hoofdpersoon Dutch, Flemish
- hoofdpijn Dutch, Flemish
- hoofdreeks Dutch, Flemish
- hoofdrekenen Dutch, Flemish
- hoofdstam Dutch, Flemish
- hoofdtelefoon Dutch, Flemish
- hoofdverdachte Dutch, Flemish
- ijlhoofdig Dutch, Flemish
- lakdoek Dutch, Flemish
- leeghoofd Dutch, Flemish
- lendendoek Dutch, Flemish
- opdoeken Dutch, Flemish
- opperhoofd Dutch, Flemish
- radiohoofd Dutch, Flemish
- rayonhoofd Dutch, Flemish
- schoolhoofd Dutch, Flemish
- spandoek Dutch, Flemish
- staatshoofd Dutch, Flemish
- stamhoofd Dutch, Flemish
- stofdoek Dutch, Flemish
- strottenhoofd Dutch, Flemish
- theedoek Dutch, Flemish
- vaatdoek Dutch, Flemish
- vlaggendoek Dutch, Flemish
- voorhoofd Dutch, Flemish
- warhoofd Dutch, Flemish
- waterhoofd Dutch, Flemish
- wisdoek Dutch, Flemish
- zakdoek Dutch, Flemish
- zeehoofd Dutch, Flemish
- zeildoek Dutch, Flemish
- ズック Japanese
- duk Indonesian
- hop Indonesian
- hopagen Indonesian
- hopbiro Indonesian
- doec Middle Dutch
- hovet Middle Dutch
- hovetdoek Middle Dutch
- hôvet Middle Dutch
- doek Afrikaans
- hoof Afrikaans
- duku Sranan Tongo
- doek
- hoofd
- zakdoek
- lakdoek
- wisdoek
- dundoek
- theedoek
- halsdoek
- vaatdoek
- zeehoofd
- warhoofd
- hoofdman
- spandoek
- stofdoek
- opdoeken
- handdoek
- doekboom
- zeildoek
- balhoofd
- stamhoofd
- hoofdkaas
- draagdoek
- hoofdstam
- hoofdluis
- blinddoek
- hoofdpijn
- voorhoofd
- leeghoofd
- lendendoek
- dorpshoofd
- ijlhoofdig
- altaardoek
- opperhoofd
- havenhoofd
- hoofdreeks
- hoofdmacht
- radiohoofd
- rayonhoofd
- waterhoofd
- hoofdeling
- doodshoofd
- hoofddeksel
- achterhoofd
- hoofdbureau
- hoofdmotief
- hoofdfiguur
- hoofdingang
- vlaggendoek
- hoofdkussen
- schoolhoofd
- staatshoofd
- hoofdpersoon
- hoofdrekenen
- hoofdtelefoon
- strottenhoofd
- hoofdkwartier
- hoofdverdachte
- hoofdpersonage