achterin
Dutch (Brabantic)
/ˌɑx.təˈrɪn/
adv
Definitions
- in the back/rear
Etymology
Compound from Dutch, Flemish achter (behind, back, rear-, after) + Dutch, Flemish in (in, suffix indicating femininity, into).
Origin
Dutch (Brabantic)
in
Gloss
in, suffix indicating femininity, into
Concept
Semantic Field
Spatial relations
Ontological Category
Other
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Achterhoek Dutch, Flemish
- achter Dutch, Flemish
- achteraf Dutch, Flemish
- achterbak Dutch, Flemish
- achterban Dutch, Flemish
- achterblijven Dutch, Flemish
- achterbout Dutch, Flemish
- achterbuurt Dutch, Flemish
- achterdeel Dutch, Flemish
- achterdek Dutch, Flemish
- achterdenken Dutch, Flemish
- achterdeur Dutch, Flemish
- achtereen Dutch, Flemish
- achtereenvolgend Dutch, Flemish
- achtereind Dutch, Flemish
- achtergevel Dutch, Flemish
- achtergrond Dutch, Flemish
- achterhoede Dutch, Flemish
- achterhoofd Dutch, Flemish
- achterhuis Dutch, Flemish
- achterjaar Dutch, Flemish
- achterkamer Dutch, Flemish
- achterkant Dutch, Flemish
- achterkasteel Dutch, Flemish
- achterklap Dutch, Flemish
- achterkleinkind Dutch, Flemish
- achterkousig Dutch, Flemish
- achterlaadgeweer Dutch, Flemish
- achterlader Dutch, Flemish
- achterland Dutch, Flemish
- achterlaten Dutch, Flemish
- achterleen Dutch, Flemish
- achterlijf Dutch, Flemish
- achterlijk Dutch, Flemish
- achtermiddag Dutch, Flemish
- achterna Dutch, Flemish
- achternaam Dutch, Flemish
- achterneef Dutch, Flemish
- achternicht Dutch, Flemish
- achternoen Dutch, Flemish
- achterom Dutch, Flemish
- achterop Dutch, Flemish
- achterover Dutch, Flemish
- achterplan Dutch, Flemish
- achterpoort Dutch, Flemish
- achterpoot Dutch, Flemish
- achterruit Dutch, Flemish
- achterruitenwisser Dutch, Flemish
- achterschip Dutch, Flemish
- achterstand Dutch, Flemish
- achterste Dutch, Flemish
- achtersteven Dutch, Flemish
- achtertocht Dutch, Flemish
- achtertuin Dutch, Flemish
- achteruit Dutch, Flemish
- achtervloed Dutch, Flemish
- achtervoegsel Dutch, Flemish
- achtervork Dutch, Flemish
- achterwaarts Dutch, Flemish
- achterwerk Dutch, Flemish
- achterzak Dutch, Flemish
- achterzeil Dutch, Flemish
- achterzetsel Dutch, Flemish
- heringebruikname Dutch, Flemish
- in Dutch, Flemish
- inademen Dutch, Flemish
- inbakeren Dutch, Flemish
- inbeelden Dutch, Flemish
- inbellen Dutch, Flemish
- inbijten Dutch, Flemish
- inblazen Dutch, Flemish
- inblikken Dutch, Flemish
- inboedel Dutch, Flemish
- inboeten Dutch, Flemish
- inboezemen Dutch, Flemish
- inboorling Dutch, Flemish
- inborst Dutch, Flemish
- inbraak Dutch, Flemish
- inbreiden Dutch, Flemish
- inbreiding Dutch, Flemish
- inbreken Dutch, Flemish
- inbrengen Dutch, Flemish
- inburgeren Dutch, Flemish
- incalculeren Dutch, Flemish
- inchecken Dutch, Flemish
- indammen Dutch, Flemish
- indelen Dutch, Flemish
- indenken Dutch, Flemish
- indien Dutch, Flemish
- indienen Dutch, Flemish
- indommelen Dutch, Flemish
- indruisen Dutch, Flemish
- indruk Dutch, Flemish
- indrukken Dutch, Flemish
- induiken Dutch, Flemish
- indutten Dutch, Flemish
- inenten Dutch, Flemish
- ingaan Dutch, Flemish
- ingang Dutch, Flemish
- ingeven Dutch, Flemish
- ingieten Dutch, Flemish
- ingraven Dutch, Flemish
- ingreep Dutch, Flemish
- ingrijpen Dutch, Flemish
- inhalen Dutch, Flemish
- inham Dutch, Flemish
- inheems Dutch, Flemish
- inhouden Dutch, Flemish
- inhuldigen Dutch, Flemish
- inhuren Dutch, Flemish
- inkerving Dutch, Flemish
- inklappen Dutch, Flemish
- inklokken Dutch, Flemish
- inkomen Dutch, Flemish
- inkopen Dutch, Flemish
- inkorten Dutch, Flemish
- inkrimpen Dutch, Flemish
- inladen Dutch, Flemish
- inlander Dutch, Flemish
- inlassen Dutch, Flemish
- inleiden Dutch, Flemish
- inleven Dutch, Flemish
- inleveren Dutch, Flemish
- inlichten Dutch, Flemish
- inlijven Dutch, Flemish
- inlossen Dutch, Flemish
- inluiden Dutch, Flemish
- inmaken Dutch, Flemish
- inname Dutch, Flemish
- innemen Dutch, Flemish
- innen Dutch, Flemish
- innig Dutch, Flemish
- inpakken Dutch, Flemish
- inparkeren Dutch, Flemish
- inpeperen Dutch, Flemish
- inpolderen Dutch, Flemish
- inproduct Dutch, Flemish
- inrichten Dutch, Flemish
- inrijden Dutch, Flemish
- inroepen Dutch, Flemish
- inroetsjen Dutch, Flemish
- inrukken Dutch, Flemish
- inschakelen Dutch, Flemish
- inschatten Dutch, Flemish
- inschenken Dutch, Flemish
- inschepen Dutch, Flemish
- inschrijven Dutch, Flemish
- insgelijks Dutch, Flemish
- inslaan Dutch, Flemish
- inslag Dutch, Flemish
- inslapen Dutch, Flemish
- inslikken Dutch, Flemish
- insluipen Dutch, Flemish
- insluiten Dutch, Flemish
- insmeren Dutch, Flemish
- insneeuwen Dutch, Flemish
- insnijden Dutch, Flemish
- inspannen Dutch, Flemish
- inspelen Dutch, Flemish
- inspreken Dutch, Flemish
- inspringen Dutch, Flemish
- inspuiten Dutch, Flemish
- instap Dutch, Flemish
- insteken Dutch, Flemish
- instellen Dutch, Flemish
- instemmen Dutch, Flemish
- instemming Dutch, Flemish
- instinken Dutch, Flemish
- instorten Dutch, Flemish
- instuderen Dutch, Flemish
- inteelt Dutch, Flemish
- integendeel Dutch, Flemish
- intijds Dutch, Flemish
- intikken Dutch, Flemish
- intocht Dutch, Flemish
- intomen Dutch, Flemish
- intrappen Dutch, Flemish
- intrede Dutch, Flemish
- intreden Dutch, Flemish
- intrekken Dutch, Flemish
- intussen Dutch, Flemish
- intypen Dutch, Flemish
- invallen Dutch, Flemish
- invangen Dutch, Flemish
- invloed Dutch, Flemish
- invoegsel Dutch, Flemish
- invoeren Dutch, Flemish
- invorderen Dutch, Flemish
- invriezen Dutch, Flemish
- invullen Dutch, Flemish
- inwaarts Dutch, Flemish
- inwendig Dutch, Flemish
- inwerken Dutch, Flemish
- inwerkingtreding Dutch, Flemish
- inwerpen Dutch, Flemish
- inwijden Dutch, Flemish
- inwilligen Dutch, Flemish
- inwisselen Dutch, Flemish
- inwonen Dutch, Flemish
- inzaaien Dutch, Flemish
- inzamelen Dutch, Flemish
- inzending Dutch, Flemish
- inzetten Dutch, Flemish
- inzicht Dutch, Flemish
- inzien Dutch, Flemish
- inzitten Dutch, Flemish
- inzoomen Dutch, Flemish
- nijver Dutch, Flemish
- inkrah Indonesian
- achter Middle Dutch
- agter Afrikaans
- in Afrikaans
- in Old Dutch
- in
- innen
- innig
- inham
- ingang
- inslag
- nijver
- instap
- achter
- ingaan
- inzien
- inname
- indien
- indruk
- inteelt
- inenten
- inzicht
- invloed
- intocht
- inkopen
- inleven
- inslaan
- inladen
- intrede
- indelen
- innemen
- inmaken
- ingeven
- inkomen
- inbraak
- inwonen
- intomen
- ingreep
- intypen
- inhuren
- inheems
- inhalen
- intijds
- inborst
- inwerpen
- insteken
- intikken
- invallen
- indenken
- inlossen
- indammen
- insmeren
- inkorten
- inbellen
- inzoomen
- inpakken
- inrukken
- invullen
- inboeten
- inhouden
- invangen
- inroepen
- inademen
- inzetten
- ingieten
- inlassen
- inboedel
- inwijden
- inwendig
- inlijven
- invoeren
- inleiden
- ingraven
- achterom
- induiken
- inbijten
- inwaarts
- inslapen
- indutten
- inblazen
- inluiden
- inbreken
- inspelen
- inrijden
- indienen
- intussen
- inzaaien
- achterop
- inwerken
- achterna
- inzitten
- achteraf
- inlander
- intreden
- achterzak
- inbakeren
- inchecken
- inbreiden
- inproduct
- inpeperen
- insluiten
- inzamelen
- inbrengen
- invriezen
- achteruit
- inleveren
- instellen
- achterbak
- intrappen
- inbeelden
- inklokken
- inzending
- inslikken
- indrukken
- inlichten
- indruisen
- intrekken
- inblikken
- inspuiten
- insnijden
- inschepen
- invoegsel
- insluipen
- achterban
- inrichten
- ingrijpen
- achtereen
- inklappen
- instemmen
- achterste
- inkerving
- instinken
- inspreken
- achterdek
- inspannen
- inkrimpen
- instorten
- achterneef
- achterlijk
- achterdeel
- achterhuis
- instuderen
- insgelijks
- achterlijf
- inboezemen
- inspringen
- achterdeur
- Achterhoek
- inroetsjen
- achtereind
- achternoen
- inpolderen
- achterplan
- inhuldigen
- inboorling
- achterwerk
- inschatten
- achterzeil
- achtervork
- achterjaar
- inwilligen
- achterleen
- achterbout
- inparkeren
- indommelen
- inbreiding
- achterland
- instemming
- insneeuwen
- invorderen
- inschenken
- achtertuin
- inburgeren
- achterruit
- achterover
- achterpoot
- inwisselen
- achterkant
- achternaam
- achterklap
- achterlaten
- achtervloed
- inschrijven
- achtertocht
- integendeel
- achterkamer
- achternicht
- achterbuurt
- achterschip
- achterhoede
- achterhoofd
- inschakelen
- achterstand
- achterpoort
- achtergrond
- achterlader
- achtergevel
- achtersteven
- achterkousig
- achterzetsel
- achtermiddag
- achterdenken
- achterwaarts
- incalculeren
- achterkasteel
- achtervoegsel
- achterblijven
- achterkleinkind
- achterlaadgeweer
- inwerkingtreding
- heringebruikname
- achtereenvolgend
- achterruitenwisser