dorpshoofd
Dutch (Brabantic)
/ˈdɔrps.ɦoːft/
noun
Definitions
- A village chief, a village leader.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish dorp (village) + Dutch, Flemish hoofd (head, chief, leader, top, main).
Origin
Dutch (Brabantic)
hoofd
Gloss
head, chief, leader, top, main
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
頭
Emoji
💁 🗣️ 🙅 🙆 🙇 🙋 🙍 🙎 🤕 🤦 🤦♀️ 🤦♂️ 🤷
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- dorp English
- De Cocksdorp Dutch, Flemish
- Julianadorp Dutch, Flemish
- achterhoofd Dutch, Flemish
- balhoofd Dutch, Flemish
- bergdorp Dutch, Flemish
- brinkdorp Dutch, Flemish
- doodshoofd Dutch, Flemish
- dorp Dutch, Flemish
- dorpeling Dutch, Flemish
- dorper Dutch, Flemish
- dorps Dutch, Flemish
- dorpsbank Dutch, Flemish
- dorpsbewoner Dutch, Flemish
- dorpsgeestelijke Dutch, Flemish
- dorpsgek Dutch, Flemish
- dorpsgemeenschap Dutch, Flemish
- dorpsgenoot Dutch, Flemish
- dorpsgezicht Dutch, Flemish
- dorpshuis Dutch, Flemish
- dorpskerk Dutch, Flemish
- dorpsplein Dutch, Flemish
- dorpspriester Dutch, Flemish
- dorpsschool Dutch, Flemish
- dorpsstraat Dutch, Flemish
- esdorp Dutch, Flemish
- geboortedorp Dutch, Flemish
- havendorp Dutch, Flemish
- havenhoofd Dutch, Flemish
- hoofd Dutch, Flemish
- hoofdbureau Dutch, Flemish
- hoofddeksel Dutch, Flemish
- hoofddoek Dutch, Flemish
- hoofddorp Dutch, Flemish
- hoofdeling Dutch, Flemish
- hoofdfiguur Dutch, Flemish
- hoofdingang Dutch, Flemish
- hoofdkaas Dutch, Flemish
- hoofdkussen Dutch, Flemish
- hoofdkwartier Dutch, Flemish
- hoofdluis Dutch, Flemish
- hoofdmacht Dutch, Flemish
- hoofdman Dutch, Flemish
- hoofdmotief Dutch, Flemish
- hoofdpersonage Dutch, Flemish
- hoofdpersoon Dutch, Flemish
- hoofdpijn Dutch, Flemish
- hoofdreeks Dutch, Flemish
- hoofdrekenen Dutch, Flemish
- hoofdstam Dutch, Flemish
- hoofdtelefoon Dutch, Flemish
- hoofdverdachte Dutch, Flemish
- ijlhoofdig Dutch, Flemish
- kerkdorp Dutch, Flemish
- leeghoofd Dutch, Flemish
- lintdorp Dutch, Flemish
- ooievaarsdorp Dutch, Flemish
- opperhoofd Dutch, Flemish
- radiohoofd Dutch, Flemish
- rayonhoofd Dutch, Flemish
- schoolhoofd Dutch, Flemish
- spookdorp Dutch, Flemish
- staatshoofd Dutch, Flemish
- stamhoofd Dutch, Flemish
- strottenhoofd Dutch, Flemish
- terpdorp Dutch, Flemish
- tuindorp Dutch, Flemish
- vissersdorp Dutch, Flemish
- voorhoofd Dutch, Flemish
- warhoofd Dutch, Flemish
- waterhoofd Dutch, Flemish
- zeehoofd Dutch, Flemish
- hop Indonesian
- hopagen Indonesian
- hopbiro Indonesian
- dorp Middle Dutch
- hovet Middle Dutch
- hôvet Middle Dutch
- dorp Afrikaans
- hoof Afrikaans
- dorpu Sranan Tongo
- dorp
- hoofd
- dorps
- esdorp
- dorper
- dorpsgek
- lintdorp
- zeehoofd
- warhoofd
- hoofdman
- terpdorp
- kerkdorp
- bergdorp
- tuindorp
- balhoofd
- dorpsbank
- stamhoofd
- hoofddorp
- hoofdkaas
- brinkdorp
- hoofdstam
- dorpeling
- dorpskerk
- hoofdluis
- havendorp
- hoofddoek
- dorpshuis
- hoofdpijn
- voorhoofd
- leeghoofd
- spookdorp
- dorpsplein
- ijlhoofdig
- opperhoofd
- havenhoofd
- hoofdreeks
- hoofdmacht
- radiohoofd
- rayonhoofd
- waterhoofd
- hoofdeling
- doodshoofd
- hoofddeksel
- dorpsgenoot
- achterhoofd
- hoofdbureau
- hoofdmotief
- hoofdfiguur
- Julianadorp
- hoofdingang
- dorpsschool
- hoofdkussen
- dorpsstraat
- schoolhoofd
- staatshoofd
- vissersdorp
- dorpsbewoner
- hoofdpersoon
- dorpsgezicht
- De Cocksdorp
- hoofdrekenen
- geboortedorp
- hoofdtelefoon
- ooievaarsdorp
- dorpspriester
- strottenhoofd
- hoofdkwartier
- hoofdverdachte
- hoofdpersonage
- dorpsgemeenschap
- dorpsgeestelijke