achterklap
Dutch (Brabantic)
/ˈɑx.tərˌklɑp/
noun
Definitions
- (mean-spirited) gossip
Etymology
Compound from Dutch, Flemish achter (behind, back, rear-, after) + Dutch, Flemish klappen (clap, talk, hinge, explode, burst, pop, crash, fold, flap, applaud, bang, shut with a clap).
Origin
Dutch (Brabantic)
klappen
Gloss
clap, talk, hinge, explode, burst, pop, crash, fold, flap, applaud, bang, shut with a clap
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Emoji
👏
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Achterhoek Dutch, Flemish
- achter Dutch, Flemish
- achteraf Dutch, Flemish
- achterbak Dutch, Flemish
- achterban Dutch, Flemish
- achterblijven Dutch, Flemish
- achterbout Dutch, Flemish
- achterbuurt Dutch, Flemish
- achterdeel Dutch, Flemish
- achterdek Dutch, Flemish
- achterdenken Dutch, Flemish
- achterdeur Dutch, Flemish
- achtereen Dutch, Flemish
- achtereenvolgend Dutch, Flemish
- achtereind Dutch, Flemish
- achtergevel Dutch, Flemish
- achtergrond Dutch, Flemish
- achterhoede Dutch, Flemish
- achterhoofd Dutch, Flemish
- achterhuis Dutch, Flemish
- achterin Dutch, Flemish
- achterjaar Dutch, Flemish
- achterkamer Dutch, Flemish
- achterkant Dutch, Flemish
- achterkasteel Dutch, Flemish
- achterkleinkind Dutch, Flemish
- achterkousig Dutch, Flemish
- achterlaadgeweer Dutch, Flemish
- achterlader Dutch, Flemish
- achterland Dutch, Flemish
- achterlaten Dutch, Flemish
- achterleen Dutch, Flemish
- achterlijf Dutch, Flemish
- achterlijk Dutch, Flemish
- achtermiddag Dutch, Flemish
- achterna Dutch, Flemish
- achternaam Dutch, Flemish
- achterneef Dutch, Flemish
- achternicht Dutch, Flemish
- achternoen Dutch, Flemish
- achterom Dutch, Flemish
- achterop Dutch, Flemish
- achterover Dutch, Flemish
- achterplan Dutch, Flemish
- achterpoort Dutch, Flemish
- achterpoot Dutch, Flemish
- achterruit Dutch, Flemish
- achterruitenwisser Dutch, Flemish
- achterschip Dutch, Flemish
- achterstand Dutch, Flemish
- achterste Dutch, Flemish
- achtersteven Dutch, Flemish
- achtertocht Dutch, Flemish
- achtertuin Dutch, Flemish
- achteruit Dutch, Flemish
- achtervloed Dutch, Flemish
- achtervoegsel Dutch, Flemish
- achtervork Dutch, Flemish
- achterwaarts Dutch, Flemish
- achterwerk Dutch, Flemish
- achterzak Dutch, Flemish
- achterzeil Dutch, Flemish
- achterzetsel Dutch, Flemish
- inklappen Dutch, Flemish
- klappen Dutch, Flemish
- klapper Dutch, Flemish
- klaproos Dutch, Flemish
- klapsigaar Dutch, Flemish
- klapspaan Dutch, Flemish
- klapstoel Dutch, Flemish
- klapstuk Dutch, Flemish
- klapvee Dutch, Flemish
- klapwieken Dutch, Flemish
- uitklappen Dutch, Flemish
- verklappen Dutch, Flemish
- achter Middle Dutch
- clappen Middle Dutch
- agter Afrikaans
- achter
- klappen
- klapper
- klapvee
- achterom
- klapstuk
- achterop
- achterna
- klaproos
- achteraf
- achterin
- achterzak
- klapstoel
- achteruit
- achterbak
- klapspaan
- achterban
- achtereen
- inklappen
- achterste
- achterdek
- achterneef
- achterlijk
- achterdeel
- achterhuis
- achterlijf
- achterdeur
- Achterhoek
- achtereind
- achternoen
- achterplan
- achterwerk
- achterzeil
- verklappen
- achtervork
- achterjaar
- achterleen
- achterbout
- achterland
- klapsigaar
- achtertuin
- achterruit
- achterover
- klapwieken
- achterpoot
- uitklappen
- achterkant
- achternaam
- achterlaten
- achtervloed
- achtertocht
- achterkamer
- achternicht
- achterbuurt
- achterschip
- achterhoede
- achterhoofd
- achterstand
- achterpoort
- achtergrond
- achterlader
- achtergevel
- achtersteven
- achterkousig
- achterzetsel
- achtermiddag
- achterdenken
- achterwaarts
- achterkasteel
- achtervoegsel
- achterblijven
- achterkleinkind
- achterlaadgeweer
- achtereenvolgend
- achterruitenwisser