ziekenwagen
Dutch (Brabantic)
/ˈzi.kə(n)ˌʋaː.ɣə(n)/
noun
Definitions
- ambulance
Etymology
Compound from Dutch, Flemish zieke (patient, sick person) + Dutch, Flemish -n- + Dutch, Flemish wagen (wagon, car, cart, vehicle, dare, also to move, move, stir, venture).
Origin
Dutch (Brabantic)
wagen
Gloss
wagon, car, cart, vehicle, dare, also to move, move, stir, venture
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- waggon English
- wagon English
- -n- Dutch, Flemish
- aanhangwagen Dutch, Flemish
- bejaardenhuis Dutch, Flemish
- bejaardenpartij Dutch, Flemish
- bejaardentehuis Dutch, Flemish
- beloftenploeg Dutch, Flemish
- benenwagen Dutch, Flemish
- bestelwagen Dutch, Flemish
- blindengeleidehond Dutch, Flemish
- bolderwagen Dutch, Flemish
- burgerwagen Dutch, Flemish
- dodenmasker Dutch, Flemish
- dodenmis Dutch, Flemish
- dodentol Dutch, Flemish
- doventolk Dutch, Flemish
- getijdenboek Dutch, Flemish
- getijdengebed Dutch, Flemish
- getijdenpoel Dutch, Flemish
- getijdenverschil Dutch, Flemish
- getuigenverklaring Dutch, Flemish
- gildenhuis Dutch, Flemish
- gildenmeester Dutch, Flemish
- hooiwagen Dutch, Flemish
- ijscowagen Dutch, Flemish
- invalidentoilet Dutch, Flemish
- kinderwagen Dutch, Flemish
- klassenjustitie Dutch, Flemish
- klassenstrijd Dutch, Flemish
- koelwagen Dutch, Flemish
- kruiwagen Dutch, Flemish
- ladenkast Dutch, Flemish
- lendendoek Dutch, Flemish
- lendenwervel Dutch, Flemish
- mijnwagen Dutch, Flemish
- naastenliefde Dutch, Flemish
- oorkondenhypothese Dutch, Flemish
- ossenwagen Dutch, Flemish
- pantserwagen Dutch, Flemish
- politiewagen Dutch, Flemish
- praalwagen Dutch, Flemish
- sleepwagen Dutch, Flemish
- steekwagen Dutch, Flemish
- steppenroller Dutch, Flemish
- strijdwagen Dutch, Flemish
- strooiwagen Dutch, Flemish
- takelwagen Dutch, Flemish
- tankwagen Dutch, Flemish
- vechtwagen Dutch, Flemish
- verhuiswagen Dutch, Flemish
- vrachtwagen Dutch, Flemish
- waaghals Dutch, Flemish
- wagen Dutch, Flemish
- wagenburcht Dutch, Flemish
- wagenburg Dutch, Flemish
- wagenmenner Dutch, Flemish
- wagenpark Dutch, Flemish
- wagenziek Dutch, Flemish
- wagenziekte Dutch, Flemish
- winkelwagen Dutch, Flemish
- zedenbederf Dutch, Flemish
- zedendelict Dutch, Flemish
- zedenwet Dutch, Flemish
- zieke Dutch, Flemish
- ziekenauto Dutch, Flemish
- ziekenboeg Dutch, Flemish
- ziekenfonds Dutch, Flemish
- ziekenhuis Dutch, Flemish
- ziekenzaal Dutch, Flemish
- zijspanwagen Dutch, Flemish
- *weǵʰ- Proto-Indo-European
- *wagnaz Proto-Germanic
- sieke Middle Dutch
- wagen Middle Dutch
- wa Afrikaans
- wagi Sranan Tongo
- -n-
- wagen
- zieke
- dodenmis
- dodentol
- waaghals
- zedenwet
- kruiwagen
- wagenpark
- wagenziek
- mijnwagen
- tankwagen
- hooiwagen
- koelwagen
- doventolk
- wagenburg
- ladenkast
- lendendoek
- ijscowagen
- ziekenzaal
- sleepwagen
- ziekenauto
- ziekenhuis
- ziekenboeg
- vechtwagen
- benenwagen
- gildenhuis
- ossenwagen
- steekwagen
- praalwagen
- takelwagen
- wagenmenner
- wagenziekte
- zedendelict
- wagenburcht
- burgerwagen
- dodenmasker
- vrachtwagen
- strooiwagen
- strijdwagen
- bestelwagen
- winkelwagen
- ziekenfonds
- kinderwagen
- zedenbederf
- bolderwagen
- getijdenboek
- zijspanwagen
- lendenwervel
- verhuiswagen
- politiewagen
- aanhangwagen
- pantserwagen
- getijdenpoel
- steppenroller
- beloftenploeg
- bejaardenhuis
- getijdengebed
- klassenstrijd
- gildenmeester
- naastenliefde
- invalidentoilet
- klassenjustitie
- bejaardenpartij
- bejaardentehuis
- getijdenverschil
- oorkondenhypothese
- blindengeleidehond
- getuigenverklaring