winkelwagen
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- shopping cart
Etymology
Compound from Dutch, Flemish winkel (shop, store) + Dutch, Flemish wagen (wagon, car, cart, vehicle, dare, also to move, move, stir, venture), winkelen (shop) + Dutch, Flemish wagen (wagon, car, cart, vehicle, dare, also to move, move, stir, venture).
Origin
Dutch (Brabantic)
wagen
Gloss
wagon, car, cart, vehicle, dare, also to move, move, stir, venture
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- waggon English
- wagon English
- aanhangwagen Dutch, Flemish
- bacovewinkel Dutch, Flemish
- benenwagen Dutch, Flemish
- bestelwagen Dutch, Flemish
- boekwinkel Dutch, Flemish
- bolderwagen Dutch, Flemish
- burgerwagen Dutch, Flemish
- buurtwinkel Dutch, Flemish
- dierenwinkel Dutch, Flemish
- gemakswinkel Dutch, Flemish
- hooiwagen Dutch, Flemish
- ijscowagen Dutch, Flemish
- ijswinkel Dutch, Flemish
- ijzerwarenwinkel Dutch, Flemish
- ijzerwinkel Dutch, Flemish
- kinderwagen Dutch, Flemish
- koelwagen Dutch, Flemish
- komenijswinkel Dutch, Flemish
- kringloopwinkel Dutch, Flemish
- kruidenierswinkel Dutch, Flemish
- kruiwagen Dutch, Flemish
- mijnwagen Dutch, Flemish
- ossenwagen Dutch, Flemish
- pantserwagen Dutch, Flemish
- platenwinkel Dutch, Flemish
- politiewagen Dutch, Flemish
- praalwagen Dutch, Flemish
- sleepwagen Dutch, Flemish
- sportwinkel Dutch, Flemish
- steekwagen Dutch, Flemish
- strijdwagen Dutch, Flemish
- strooiwagen Dutch, Flemish
- takelwagen Dutch, Flemish
- tankwagen Dutch, Flemish
- vechtwagen Dutch, Flemish
- verhuiswagen Dutch, Flemish
- vrachtwagen Dutch, Flemish
- waaghals Dutch, Flemish
- wagen Dutch, Flemish
- wagenburcht Dutch, Flemish
- wagenburg Dutch, Flemish
- wagenmenner Dutch, Flemish
- wagenpark Dutch, Flemish
- wagenziek Dutch, Flemish
- wagenziekte Dutch, Flemish
- webwinkel Dutch, Flemish
- weidewinkel Dutch, Flemish
- winkel Dutch, Flemish
- winkelcentrum Dutch, Flemish
- winkeldiefstal Dutch, Flemish
- winkelen Dutch, Flemish
- winkelhaak Dutch, Flemish
- winkelier Dutch, Flemish
- winkelpassage Dutch, Flemish
- ziekenwagen Dutch, Flemish
- zijspanwagen Dutch, Flemish
- *weǵʰ- Proto-Indo-European
- *wagnaz Proto-Germanic
- bengkel Indonesian
- wagen Middle Dutch
- winkel Middle Dutch
- wa Afrikaans
- winkel Afrikaans
- bengkel Malay
- wagi Sranan Tongo
- wenkri Sranan Tongo
- wagen
- winkel
- waaghals
- winkelen
- kruiwagen
- webwinkel
- wagenpark
- wagenziek
- mijnwagen
- winkelier
- tankwagen
- hooiwagen
- koelwagen
- ijswinkel
- wagenburg
- ijscowagen
- sleepwagen
- boekwinkel
- vechtwagen
- benenwagen
- ossenwagen
- winkelhaak
- steekwagen
- praalwagen
- takelwagen
- wagenmenner
- weidewinkel
- sportwinkel
- ijzerwinkel
- wagenziekte
- ziekenwagen
- wagenburcht
- burgerwagen
- buurtwinkel
- vrachtwagen
- strooiwagen
- strijdwagen
- bestelwagen
- kinderwagen
- bolderwagen
- zijspanwagen
- verhuiswagen
- platenwinkel
- politiewagen
- bacovewinkel
- aanhangwagen
- pantserwagen
- gemakswinkel
- dierenwinkel
- winkelcentrum
- winkelpassage
- winkeldiefstal
- komenijswinkel
- kringloopwinkel
- ijzerwarenwinkel
- kruidenierswinkel