ziekenzaal
Dutch (Brabantic)
/ˈzi.kə(n)ˌzaːl/
noun
Definitions
- An infirmary, a hospital ward.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish zieke (patient, sick person) + Dutch, Flemish -n- + Dutch, Flemish zaal (room, hall, ward).
Origin
Dutch (Brabantic)
zaal
Gloss
room, hall, ward
Concept
Semantic Field
The house
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
堂
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- -n- Dutch, Flemish
- balzaal Dutch, Flemish
- bejaardenhuis Dutch, Flemish
- bejaardenpartij Dutch, Flemish
- bejaardentehuis Dutch, Flemish
- beloftenploeg Dutch, Flemish
- blindengeleidehond Dutch, Flemish
- collegezaal Dutch, Flemish
- concertzaal Dutch, Flemish
- congreszaal Dutch, Flemish
- danszaal Dutch, Flemish
- dodenmasker Dutch, Flemish
- dodenmis Dutch, Flemish
- dodentol Dutch, Flemish
- doventolk Dutch, Flemish
- feestzaal Dutch, Flemish
- filmzaal Dutch, Flemish
- gehoorzaal Dutch, Flemish
- getijdenboek Dutch, Flemish
- getijdengebed Dutch, Flemish
- getijdenpoel Dutch, Flemish
- getijdenverschil Dutch, Flemish
- getuigenverklaring Dutch, Flemish
- gildenhuis Dutch, Flemish
- gildenmeester Dutch, Flemish
- invalidentoilet Dutch, Flemish
- kerkzaal Dutch, Flemish
- klassenjustitie Dutch, Flemish
- klassenstrijd Dutch, Flemish
- ladenkast Dutch, Flemish
- leeszaal Dutch, Flemish
- lendendoek Dutch, Flemish
- lendenwervel Dutch, Flemish
- medezaal Dutch, Flemish
- naastenliefde Dutch, Flemish
- oorkondenhypothese Dutch, Flemish
- peuterspeelzaal Dutch, Flemish
- rechtszaal Dutch, Flemish
- rechtzaal Dutch, Flemish
- schrijfzaal Dutch, Flemish
- slaapzaal Dutch, Flemish
- steppenroller Dutch, Flemish
- troonzaal Dutch, Flemish
- vergaderzaal Dutch, Flemish
- zaal Dutch, Flemish
- zaalhulp Dutch, Flemish
- zaalkerk Dutch, Flemish
- zaalvoetbal Dutch, Flemish
- zedenbederf Dutch, Flemish
- zedendelict Dutch, Flemish
- zedenwet Dutch, Flemish
- zieke Dutch, Flemish
- ziekenauto Dutch, Flemish
- ziekenboeg Dutch, Flemish
- ziekenfonds Dutch, Flemish
- ziekenhuis Dutch, Flemish
- ziekenwagen Dutch, Flemish
- sal Indonesian
- sale Middle Dutch
- sieke Middle Dutch
- saal Afrikaans
- -n-
- zaal
- zieke
- balzaal
- kerkzaal
- zaalhulp
- dodenmis
- zaalkerk
- medezaal
- dodentol
- leeszaal
- danszaal
- filmzaal
- zedenwet
- feestzaal
- troonzaal
- doventolk
- slaapzaal
- rechtzaal
- ladenkast
- lendendoek
- rechtszaal
- ziekenauto
- ziekenhuis
- gehoorzaal
- ziekenboeg
- gildenhuis
- zedendelict
- ziekenwagen
- dodenmasker
- congreszaal
- zaalvoetbal
- collegezaal
- schrijfzaal
- concertzaal
- ziekenfonds
- zedenbederf
- getijdenboek
- lendenwervel
- vergaderzaal
- getijdenpoel
- steppenroller
- beloftenploeg
- bejaardenhuis
- getijdengebed
- klassenstrijd
- gildenmeester
- naastenliefde
- invalidentoilet
- klassenjustitie
- bejaardenpartij
- peuterspeelzaal
- bejaardentehuis
- getijdenverschil
- oorkondenhypothese
- blindengeleidehond
- getuigenverklaring