zinsdeel
Dutch (Brabantic)
/ˈzɪns.deːl/
noun
Definitions
- (grammar) phrase syntactic unit
Etymology
Affix from Dutch, Flemish zin (sense, desire, meaning, sentence, willingness, appetite, intention, eagerness, clause, desires) + Dutch, Flemish deel (part, piece, partial, share, portion).
Origin
Dutch (Brabantic)
deel
Gloss
part, piece, partial, share, portion
Concept
Semantic Field
Quantity
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandeel Dutch, Flemish
- achterdeel Dutch, Flemish
- afzinnig Dutch, Flemish
- alleszins Dutch, Flemish
- anderszins Dutch, Flemish
- bestanddeel Dutch, Flemish
- bijzin Dutch, Flemish
- boekdeel Dutch, Flemish
- burgerzin Dutch, Flemish
- dagdeel Dutch, Flemish
- deel Dutch, Flemish
- deelcertificaat Dutch, Flemish
- deelgemeente Dutch, Flemish
- deelgenoot Dutch, Flemish
- deelnemen Dutch, Flemish
- deelregering Dutch, Flemish
- deelstaat Dutch, Flemish
- deelteken Dutch, Flemish
- deeltijds Dutch, Flemish
- deelverzameling Dutch, Flemish
- deelvraag Dutch, Flemish
- dubbelzinnig Dutch, Flemish
- enigszins Dutch, Flemish
- gebiedsdeel Dutch, Flemish
- geenszins Dutch, Flemish
- gemeenschapszin Dutch, Flemish
- hoofdzin Dutch, Flemish
- landsdeel Dutch, Flemish
- leeuwendeel Dutch, Flemish
- lichaamsdeel Dutch, Flemish
- meerzinnig Dutch, Flemish
- merendeel Dutch, Flemish
- nadeel Dutch, Flemish
- omstandigheidszin Dutch, Flemish
- onderdeel Dutch, Flemish
- onzin Dutch, Flemish
- oordeel Dutch, Flemish
- reservedeel Dutch, Flemish
- reukzin Dutch, Flemish
- schaamdeel Dutch, Flemish
- smaakzin Dutch, Flemish
- smaldeel Dutch, Flemish
- stadsdeel Dutch, Flemish
- tegendeel Dutch, Flemish
- tegenzin Dutch, Flemish
- vierdeel Dutch, Flemish
- volzin Dutch, Flemish
- voorbeeldzin Dutch, Flemish
- voordeel Dutch, Flemish
- waanzin Dutch, Flemish
- weerzin Dutch, Flemish
- werelddeel Dutch, Flemish
- werkelijkheidszin Dutch, Flemish
- woorddeel Dutch, Flemish
- zin Dutch, Flemish
- zingeving Dutch, Flemish
- zinloos Dutch, Flemish
- zinnebeeld Dutch, Flemish
- zinnelijk Dutch, Flemish
- zinneloos Dutch, Flemish
- zinnenprikkelend Dutch, Flemish
- zinnespel Dutch, Flemish
- zinnig Dutch, Flemish
- zinsbegoocheling Dutch, Flemish
- zinsbouw Dutch, Flemish
- zinsleer Dutch, Flemish
- zinspreuk Dutch, Flemish
- zinsverbijstering Dutch, Flemish
- zintuig Dutch, Flemish
- zinvol Dutch, Flemish
- negara bagian Indonesian
- dêel Middle Dutch
- sin Middle Dutch
- sin Afrikaans
- zin
- deel
- onzin
- zinvol
- volzin
- zinnig
- bijzin
- nadeel
- reukzin
- dagdeel
- weerzin
- oordeel
- aandeel
- waanzin
- zinloos
- zintuig
- smaldeel
- tegenzin
- boekdeel
- zinsleer
- voordeel
- zinsbouw
- smaakzin
- vierdeel
- afzinnig
- hoofdzin
- deelvraag
- zingeving
- enigszins
- landsdeel
- stadsdeel
- geenszins
- zinnespel
- woorddeel
- burgerzin
- zinspreuk
- alleszins
- deelstaat
- deelteken
- deelnemen
- onderdeel
- zinneloos
- merendeel
- deeltijds
- tegendeel
- zinnelijk
- achterdeel
- zinnebeeld
- werelddeel
- deelgenoot
- anderszins
- schaamdeel
- meerzinnig
- leeuwendeel
- bestanddeel
- gebiedsdeel
- reservedeel
- dubbelzinnig
- deelregering
- deelgemeente
- voorbeeldzin
- lichaamsdeel
- gemeenschapszin
- deelcertificaat
- deelverzameling
- zinnenprikkelend
- zinsbegoocheling
- omstandigheidszin
- werkelijkheidszin
- zinsverbijstering