enkelbaans
Dutch (Brabantic)
adj
Definitions
- one-way
- a roadway having only one carriageway, even if vehicles do travel upon it in opposite directions
Etymology
Compound from Dutch, Flemish enkel (ankle, single, simple) + Dutch, Flemish baan (track, orbit, lane, way, job, court for a ball game, court, strip).
Origin
Dutch (Brabantic)
baan
Gloss
track, orbit, lane, way, job, court for a ball game, court, strip
Concept
Semantic Field
Law
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- autobaan Dutch, Flemish
- baan Dutch, Flemish
- baanatletiek Dutch, Flemish
- baanboef Dutch, Flemish
- baanbrekend Dutch, Flemish
- baanwielrennen Dutch, Flemish
- baanwielrenner Dutch, Flemish
- baanwielrenster Dutch, Flemish
- banen Dutch, Flemish
- banenpool Dutch, Flemish
- bijbaan Dutch, Flemish
- binnenbaan Dutch, Flemish
- bloedbaan Dutch, Flemish
- busbaan Dutch, Flemish
- enkel Dutch, Flemish
- enkeling Dutch, Flemish
- enkelspoor Dutch, Flemish
- enkelvoud Dutch, Flemish
- enkelvoudig Dutch, Flemish
- enkelzijbandmodulatie Dutch, Flemish
- enklauw Dutch, Flemish
- heirbaan Dutch, Flemish
- hondenbaan Dutch, Flemish
- ijsbaan Dutch, Flemish
- kegelbaan Dutch, Flemish
- landingsbaan Dutch, Flemish
- loopbaan Dutch, Flemish
- omloopbaan Dutch, Flemish
- racebaan Dutch, Flemish
- rijbaan Dutch, Flemish
- schietbaan Dutch, Flemish
- startbaan Dutch, Flemish
- tennisbaan Dutch, Flemish
- tweebaans Dutch, Flemish
- bāne Middle Dutch
- enkel Middle Dutch
- bloedbaan Afrikaans
- baan
- enkel
- banen
- busbaan
- enklauw
- rijbaan
- ijsbaan
- bijbaan
- baanboef
- heirbaan
- autobaan
- loopbaan
- racebaan
- enkeling
- kegelbaan
- tweebaans
- bloedbaan
- banenpool
- enkelvoud
- startbaan
- binnenbaan
- hondenbaan
- schietbaan
- omloopbaan
- tennisbaan
- enkelspoor
- baanbrekend
- enkelvoudig
- landingsbaan
- baanatletiek
- baanwielrenner
- baanwielrennen
- baanwielrenster
- enkelzijbandmodulatie