achteruitvaart
Dutch (Brabantic)
/ɑx.tərˈœy̯tˌfaːrt/
noun
Definitions
- (obsolete) deterioration
- (obsolete) bankruptcy
- the act or capability of sailing backward
Etymology
Compound from Dutch, Flemish achteruit (backwards) + Dutch, Flemish vaart (navigation, sailing, journey, canal, way, trip, shipping, waterway, travel, going, a canal, a trip by boat).
Origin
Dutch (Brabantic)
vaart
Gloss
navigation, sailing, journey, canal, way, trip, shipping, waterway, travel, going, a canal, a trip by boat
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Kanji
旅
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Hemelvaartsdag Dutch, Flemish
- achter Dutch, Flemish
- achteruit Dutch, Flemish
- achteruitgaan Dutch, Flemish
- achteruitkijkspiegel Dutch, Flemish
- afvaart Dutch, Flemish
- bedevaart Dutch, Flemish
- binnenvaart Dutch, Flemish
- dagvaart Dutch, Flemish
- handelsvaart Dutch, Flemish
- hemelvaart Dutch, Flemish
- kaapvaart Dutch, Flemish
- kruisvaart Dutch, Flemish
- luchtvaart Dutch, Flemish
- pleziervaart Dutch, Flemish
- rechtvaardig Dutch, Flemish
- rondvaart Dutch, Flemish
- rotvaart Dutch, Flemish
- ruimtevaart Dutch, Flemish
- scheepvaart Dutch, Flemish
- snuivervaart Dutch, Flemish
- strijdvaardig Dutch, Flemish
- trekvaart Dutch, Flemish
- uit Dutch, Flemish
- vaardig Dutch, Flemish
- vaart Dutch, Flemish
- walvisvaart Dutch, Flemish
- welvaart Dutch, Flemish
- zeevaart Dutch, Flemish
- couler French
- ateret Indonesian
- vāert Middle Dutch
- uit
- vaart
- achter
- afvaart
- vaardig
- rotvaart
- welvaart
- dagvaart
- zeevaart
- achteruit
- kaapvaart
- trekvaart
- bedevaart
- rondvaart
- luchtvaart
- kruisvaart
- hemelvaart
- binnenvaart
- scheepvaart
- ruimtevaart
- walvisvaart
- snuivervaart
- handelsvaart
- pleziervaart
- rechtvaardig
- achteruitgaan
- strijdvaardig
- Hemelvaartsdag
- achteruitkijkspiegel