kruisvaart
Dutch (Brabantic)
/ˈkrœy̯s.faːrt/
noun
Definitions
- (originally) a crusade, a Christian holy war
- (metaphor) a quest, a 'sacred' cause
Etymology
Inherited from Middle Dutch crucevaert compound from Dutch, Flemish kruis (cross, cross') + Dutch, Flemish vaart (navigation, sailing, journey, canal, way, trip, shipping, waterway, travel, going, a canal, a trip by boat).
Origin
Dutch (Brabantic)
vaart
Gloss
navigation, sailing, journey, canal, way, trip, shipping, waterway, travel, going, a canal, a trip by boat
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Kanji
旅
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Hemelvaartsdag Dutch, Flemish
- Zuiderkruis Dutch, Flemish
- achteruitvaart Dutch, Flemish
- afvaart Dutch, Flemish
- andreaskruis Dutch, Flemish
- bedevaart Dutch, Flemish
- binnenvaart Dutch, Flemish
- dagvaart Dutch, Flemish
- hakenkruis Dutch, Flemish
- handelsvaart Dutch, Flemish
- hemelvaart Dutch, Flemish
- inlegkruis Dutch, Flemish
- kaapvaart Dutch, Flemish
- kruis Dutch, Flemish
- kruisbeeld Dutch, Flemish
- kruisboog Dutch, Flemish
- kruisdood Dutch, Flemish
- kruiselings Dutch, Flemish
- kruisen Dutch, Flemish
- kruisgewelf Dutch, Flemish
- kruiskerk Dutch, Flemish
- kruislings Dutch, Flemish
- kruisribgewelf Dutch, Flemish
- kruisspin Dutch, Flemish
- kruistocht Dutch, Flemish
- kruisvaarder Dutch, Flemish
- kruisverwijzing Dutch, Flemish
- kruisvormig Dutch, Flemish
- luchtvaart Dutch, Flemish
- palmkruis Dutch, Flemish
- pleziervaart Dutch, Flemish
- rechtvaardig Dutch, Flemish
- rondvaart Dutch, Flemish
- rotvaart Dutch, Flemish
- ruimtevaart Dutch, Flemish
- scheepvaart Dutch, Flemish
- schuinkruis Dutch, Flemish
- snuivervaart Dutch, Flemish
- strijdvaardig Dutch, Flemish
- trekvaart Dutch, Flemish
- vaardig Dutch, Flemish
- vaart Dutch, Flemish
- walvisvaart Dutch, Flemish
- welvaart Dutch, Flemish
- windkruis Dutch, Flemish
- zeevaart Dutch, Flemish
- couler French
- kres Indonesian
- cruce Middle Dutch
- crucevaert Middle Dutch
- vāert Middle Dutch
- kruis Afrikaans
- kruisvaart Afrikaans
- vaart Afrikaans
- vaart
- kruis
- afvaart
- vaardig
- kruisen
- rotvaart
- dagvaart
- welvaart
- zeevaart
- kruiskerk
- trekvaart
- rondvaart
- kruisdood
- palmkruis
- kruisboog
- kaapvaart
- bedevaart
- windkruis
- kruisspin
- luchtvaart
- kruisbeeld
- inlegkruis
- kruistocht
- kruislings
- hakenkruis
- hemelvaart
- binnenvaart
- schuinkruis
- Zuiderkruis
- kruisgewelf
- scheepvaart
- kruisvormig
- ruimtevaart
- walvisvaart
- kruiselings
- andreaskruis
- pleziervaart
- snuivervaart
- handelsvaart
- kruisvaarder
- rechtvaardig
- strijdvaardig
- kruisribgewelf
- Hemelvaartsdag
- achteruitvaart
- kruisverwijzing