alvlees
Dutch (Brabantic)
/ˈɑl.vleːs/
noun
Definitions
- (obsolete) pancreas
Etymology
Compound from Dutch, Flemish al (all, already, everything, omni-) + Dutch, Flemish vlees (meat, flesh).
Origin
Dutch (Brabantic)
vlees
Gloss
meat, flesh
Concept
Semantic Field
Food and drink
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
肉
Emoji
🍖 🐖 🐷 🥓
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- al Dutch, Flemish
- albedil Dutch, Flemish
- aldaar Dutch, Flemish
- aldra Dutch, Flemish
- aldus Dutch, Flemish
- algeheel Dutch, Flemish
- alhoewel Dutch, Flemish
- allang Dutch, Flemish
- alleen Dutch, Flemish
- allicht Dutch, Flemish
- almaar Dutch, Flemish
- almacht Dutch, Flemish
- aloud Dutch, Flemish
- alras Dutch, Flemish
- alsmaar Dutch, Flemish
- altemet Dutch, Flemish
- altezamen Dutch, Flemish
- althans Dutch, Flemish
- altijd Dutch, Flemish
- altoos Dutch, Flemish
- alvermogen Dutch, Flemish
- alvleesklier Dutch, Flemish
- alvleesklierkanker Dutch, Flemish
- alvorens Dutch, Flemish
- alweer Dutch, Flemish
- alwetend Dutch, Flemish
- alwijs Dutch, Flemish
- alzo Dutch, Flemish
- bedilal Dutch, Flemish
- bemoeial Dutch, Flemish
- breekal Dutch, Flemish
- desalniettemin Dutch, Flemish
- durfal Dutch, Flemish
- geheelal Dutch, Flemish
- heelal Dutch, Flemish
- kalfsvlees Dutch, Flemish
- kanonnenvlees Dutch, Flemish
- kippenvlees Dutch, Flemish
- klier Dutch, Flemish
- lamsvlees Dutch, Flemish
- meestal Dutch, Flemish
- nepvlees Dutch, Flemish
- pekelvlees Dutch, Flemish
- rundvlees Dutch, Flemish
- schapenvlees Dutch, Flemish
- schapevlees Dutch, Flemish
- schapievlees Dutch, Flemish
- stoofvlees Dutch, Flemish
- tandvlees Dutch, Flemish
- varkensvlees Dutch, Flemish
- vegavlees Dutch, Flemish
- vlees Dutch, Flemish
- vleesboom Dutch, Flemish
- vleeshamer Dutch, Flemish
- vleeshouwer Dutch, Flemish
- vleeslul Dutch, Flemish
- vleesnat Dutch, Flemish
- vleesschaap Dutch, Flemish
- vleesvervanger Dutch, Flemish
- vleesverwerking Dutch, Flemish
- vleeswaar Dutch, Flemish
- vleselijk Dutch, Flemish
- vlezig Dutch, Flemish
- vraagal Dutch, Flemish
- vruchtvlees Dutch, Flemish
- weeral Dutch, Flemish
- weetal Dutch, Flemish
- woekervlees Dutch, Flemish
- zitvlees Dutch, Flemish
- al Middle Dutch
- vlêesch Middle Dutch
- al Afrikaans
- al
- alzo
- klier
- aldra
- alras
- vlees
- aloud
- aldus
- altoos
- alleen
- heelal
- alwijs
- alweer
- vlezig
- aldaar
- durfal
- altijd
- allang
- weeral
- weetal
- almaar
- almacht
- allicht
- albedil
- meestal
- vraagal
- bedilal
- althans
- altemet
- breekal
- alsmaar
- algeheel
- vleeslul
- alhoewel
- alvorens
- zitvlees
- bemoeial
- vleesnat
- alwetend
- geheelal
- nepvlees
- tandvlees
- vleeswaar
- vegavlees
- rundvlees
- vleselijk
- lamsvlees
- altezamen
- vleesboom
- vleeshamer
- stoofvlees
- alvermogen
- kalfsvlees
- pekelvlees
- woekervlees
- vleeshouwer
- vleesschaap
- schapevlees
- kippenvlees
- vruchtvlees
- alvleesklier
- schapievlees
- schapenvlees
- varkensvlees
- kanonnenvlees
- vleesvervanger
- desalniettemin
- vleesverwerking
- alvleesklierkanker