danszaal
Dutch (Brabantic)
/ˈdɑn.saːl/
noun
Definitions
- dancehall
- dancing room
Etymology
Compound from Dutch, Flemish dansen (dance) + Dutch, Flemish zaal (room, hall, ward).
Origin
Dutch (Brabantic)
zaal
Gloss
room, hall, ward
Concept
Semantic Field
The house
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
堂
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- balzaal Dutch, Flemish
- collegezaal Dutch, Flemish
- concertzaal Dutch, Flemish
- congreszaal Dutch, Flemish
- dansen Dutch, Flemish
- danser Dutch, Flemish
- dansfeest Dutch, Flemish
- danshuis Dutch, Flemish
- dansmarieke Dutch, Flemish
- dansplaat Dutch, Flemish
- dansschoen Dutch, Flemish
- dansvee Dutch, Flemish
- dansvloer Dutch, Flemish
- dansziek Dutch, Flemish
- feestzaal Dutch, Flemish
- filmzaal Dutch, Flemish
- gehoorzaal Dutch, Flemish
- ijsdansen Dutch, Flemish
- kerkzaal Dutch, Flemish
- leeszaal Dutch, Flemish
- medezaal Dutch, Flemish
- peuterspeelzaal Dutch, Flemish
- rechtszaal Dutch, Flemish
- rechtzaal Dutch, Flemish
- schrijfzaal Dutch, Flemish
- slaapzaal Dutch, Flemish
- troonzaal Dutch, Flemish
- vergaderzaal Dutch, Flemish
- zaal Dutch, Flemish
- zaalhulp Dutch, Flemish
- zaalkerk Dutch, Flemish
- zaalvoetbal Dutch, Flemish
- ziekenzaal Dutch, Flemish
- sal Indonesian
- dansen Middle Dutch
- sale Middle Dutch
- saal Afrikaans
- dansi Sranan Tongo
- dansie Sranan Tongo
- zaal
- dansen
- danser
- dansvee
- balzaal
- kerkzaal
- zaalhulp
- zaalkerk
- medezaal
- danshuis
- dansziek
- leeszaal
- filmzaal
- dansvloer
- dansplaat
- ijsdansen
- dansfeest
- feestzaal
- slaapzaal
- rechtzaal
- troonzaal
- gehoorzaal
- ziekenzaal
- dansschoen
- rechtszaal
- collegezaal
- schrijfzaal
- dansmarieke
- concertzaal
- congreszaal
- zaalvoetbal
- vergaderzaal
- peuterspeelzaal