zaalvoetbal
Dutch (Brabantic)
/ˈzaːl.vutˌbɑl/
noun
Definitions
- indoor football, futsal
Etymology
Compound from Dutch, Flemish zaal (room, hall, ward) + Dutch, Flemish voetbal (football).
Origin
Dutch (Brabantic)
voetbal
Gloss
football
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- bal Dutch, Flemish
- balzaal Dutch, Flemish
- collegezaal Dutch, Flemish
- concertzaal Dutch, Flemish
- congreszaal Dutch, Flemish
- danszaal Dutch, Flemish
- feestzaal Dutch, Flemish
- filmzaal Dutch, Flemish
- gehoorzaal Dutch, Flemish
- kerkzaal Dutch, Flemish
- leeszaal Dutch, Flemish
- mannenvoetbal Dutch, Flemish
- medezaal Dutch, Flemish
- paaltjesvoetbal Dutch, Flemish
- paniekvoetbal Dutch, Flemish
- peuterspeelzaal Dutch, Flemish
- profvoetbal Dutch, Flemish
- rechtszaal Dutch, Flemish
- rechtzaal Dutch, Flemish
- schrijfzaal Dutch, Flemish
- slaapzaal Dutch, Flemish
- troonzaal Dutch, Flemish
- vergaderzaal Dutch, Flemish
- voet Dutch, Flemish
- voetbal Dutch, Flemish
- voetbalspeelster Dutch, Flemish
- voetbalspeler Dutch, Flemish
- vrouwenvoetbal Dutch, Flemish
- zaal Dutch, Flemish
- zaalhulp Dutch, Flemish
- zaalkerk Dutch, Flemish
- ziekenzaal Dutch, Flemish
- sal Indonesian
- sale Middle Dutch
- saal Afrikaans
- bal
- zaal
- voet
- voetbal
- balzaal
- kerkzaal
- zaalhulp
- leeszaal
- zaalkerk
- filmzaal
- medezaal
- danszaal
- slaapzaal
- rechtzaal
- feestzaal
- troonzaal
- rechtszaal
- gehoorzaal
- ziekenzaal
- collegezaal
- concertzaal
- schrijfzaal
- profvoetbal
- congreszaal
- vergaderzaal
- mannenvoetbal
- paniekvoetbal
- voetbalspeler
- vrouwenvoetbal
- peuterspeelzaal
- paaltjesvoetbal
- voetbalspeelster